WONEN EN TROUWEN IN GROEPSVERBAND
HONGAARSE VLUCHTELINGEN OP SCHOUWEN-DUIVELAND IN 1956 EN 1957
Ruim een halve eeuw geleden stond Hongarije in
brand. Op 23 oktober 1956 brak in Boedapest
een massale opstand uit tegen het Stalinistische
bewind. De betoging begon aanvankelijk met een
solidariteitsbetuiging van Hongaarse studenten
aan de inwoners van de Poolse stad Poznan, waar
in juni van dat jaar een opstand gewelddadig
werd neergeslagen. Al snel sloten andere beto
gers zich bij de studenten aan en werd de sfeer
grimmiger. De demonstranten beoogden een
interne machtswisseling waarbij Imre Nagy presi
dent moest worden. De Hongaarse regering
onder leiding van partijleider Ernö Gerö werd uit
eindelijk in het nauw gebracht en moest capitule
ren. Een potentieel gevaarlijk land aan de grenzen
van de USSR kon vanuit Moskou niet worden
geduld waarop Chroesjtsjov besloot in te grijpen.
Op 4 november vielen de Sowjetrussische troepen
het land binnen en sloegen de opstand bloedig
neer. Hongaren kwamen om het leven. Het land
vroeg dringend om hulp vanuit het Westen.
Militaire ondersteuning bleef echter uit, met als
gevolg dat meer dan 150.000 inwoners hun
vaderland ontvluchtten. Onder hen waren jong en
oud, rijk en arm, intellectueel en arbeider.
Buurland Oostenrijk ving de eerste stroom op. Van
daaruit werden de mensen op transport gesteld
naar andere landen. Een deel van de vluchtelingen
kwam op Schouwen-Duiveland terecht. Zij wer
den hier hartelijk ontvangen. Een beroep op de
y
I Bij speciale gelegenheden
deelden de vluchtelingen
graag zelfgemaakte
Hongaarse vlaggetjes uit
(coll. L .A. Dijckmeester -
de Brauw te Amersfoort)
naastenliefde van de bevolking was niet tever
geefs. Men zette zich enorm in om de getroffen
medemens te helpen. Voor alles werd gezorgd,
zelfs voor een geheel verzorgde trouwdag!
De ontvangst
Canada gaf al snel aan dat het bereid was om de
Hongaarse vluchtelingen te huisvesten, maar
vroeg tijd om hun komst goed voor te bereiden.
Daarom bood de Nederlandse regering aan om
1000 mensen tijdelijk op te nemen, welk getal
later nog verdubbelde. Op 14 november 1956
arriveerden de eerste vluchtelingen in Nederland
in de Jaarbeurshallen te Utrecht. Koningin Juliana
heette hen hartelijk welkom via de radio. Hierna
werden ze over het land verspreid. Op Schouwen-
Duiveland was opvangruimte genoeg. De barak
ken waarin de dijkwerkers verbleven toen ze na
de ramp hielpen met de wederopbouw, stonden
leeg. De dubbelwandige gebouwen zagen er nog
netjes uit, maar moesten wel wat huiselijker wor
den gemaakt. Als eerste kwamen de kampen in
Burghsluis en bij Bruinisse in de Stoofpolder in
aanmerking om bevolkt te worden. Er werden
plaatselijke comités ingesteld, die de werkzaam
heden coördineerden. De redacteur van de Zierik-
zeesche Nieuwsbode M. bij de Vaate, schreef een
roerend stuk in zijn krant. Alle harten werden
geraakt, wat tot gevolg had dat geld en goederen
binnen stroomden. Op 29 november arriveerden
de eerste vluchtelingen op Schouwen-Duiveland.
Vier bussen, waaronder twee van de firma Van
Oeveren, brachten 150 jongens en mannen naar
Burghsluis en een zestal gezinnen naar Bruinisse.
De kampen waren keurig ingericht. Alles wat
nodig was, was aanwezig. Er was voldoende meu
bilair, er waren gordijntjes genaaid, wandversierin
gen opgehangen en bloemen en planten
geplaatst. De ontvangst was zeer hartelijk. Tolken
zorgden ervoor dat men elkaar goed begreep. Een
van hen was opmerkelijk genoeg een Hongaarse
vrouw. Als kind logeerde ze tussen 1923 en 1938
elk jaar bij haar Amsterdamse pleegouders, waar
ze onze taal goed onder de knie had gekregen. Zij
vertelde over haar vlucht uit Boedapest. Samen
6