lijkheid verbonden rechten zullen daarna hebben berust bij diens echtgenote, die in 1818 te Vollenhove overleed. Op 4 november 1819 werden deze rechten ver kocht aan twee familieleden te Noordwelle, de schout Bartel Locker en de oud-burgemeester Bartel Hoogenboom. Een ambachtsheerlijkheid was iets wat behalve erfelijk ook verhandelbaar was. Onze zoektocht vervolgend concentreerden wij ons op de opvolgers van deze Hoogenboom. Landbouwer Bartel Hoogenboom (1745-1823), was ondermeer schepen (wethouder), dijkgraaf en burgemeester van Noordwelle (in de Bataafs- Franse Tijd "maire"). Daarnaast was hij in 1795 gedeputeerde in de gewestelijke vergadering van Zeeland. Bartel bewoonde een groot huis in Noordwelle, dat zich op ambachtsheerlijke grond bevond. Hij was bijzonder rijk en bezat veel land. Omstreeks 1820 kocht hij de hofstede Welland te Noordwelle, tegenwoordig Dorpzicht aan de Weilandweg. Hij overleed daar ongehuwd op 16 mei 1823. Boerenhuis in Ellemeet Omdat er geen kinderen waren, moest de ambachtsheerlijkheid op een andere manier in de familie vererven. Dit eigendom kwam vervolgens in handen van Jacob Hoogenboom (1775-1838), de zoon van zijn al eerder overleden broer Jacob Hoogenboom senior. Zijn grafsteen, met de inscriptie "heer van Welland", is in het koor van Een luchtfoto uit 1952 toont de hofstede op het grondgebied van Ellemeet aan de toenmalige Zandweg richting Serooskerke. In de oorlogstijd verschansten de Duitsers zich in de boerderij achter verzwaarde muren met drie mitrailleur bunkers eromheen (part, coll.) de kerk van Noordwelle te vinden. Na zijn dood werd halfbroer Marinus Hoogenboom (de derde) ambachtsheer van Welland. De steen blijkt tegen de verwachtingen in niet afkomstig te zijn uit een huis op het grondgebied van Noordwelle, maar op dat van de vroegere gemeente Ellemeet, aan de voormalige Zandweg; minder dan 200 meter van de gemeentegrens met Noordwelle! Genoemde Marinus Hoogenboom (1793-1850) was landbouwer te Zonnemaire en later te Ellemeet (vanaf 1821). Hij was achtereenvolgens gehuwd met Krina Hocke (1794-1818) en Cornelia van Hulle, in oktober 1798 geboren op Slot Moermond. In 1838 verhuisden ze naar een huis aan de Lange Reke in Renesse, hetgeen Marinus Hoogenboom er niet van weerhield om in 1840 een nieuwe hofstede aan de Zandweg te laten bouwen. Hij vestigde zich niet zelf op de hofstede, maar verpachtte deze. In de muren van het woonhuis van de boerderij werd de gedenk steen ingemetseld. Na het overlijden van Marinus ging de ambachts heerlijkheid ongedeeld of voor de helft over op zijn oudste zoon Jacob Hoogenboom (1815- 1894), van wie er nog een grafsteen te vinden is op de begraafplaats in Noordwelle. Dit lid van de familie huwde op 9 september 1840 zijn nicht Johanna Cornelia Hoogenboom. Het echtpaar kreeg drie dochters. Met deze Jacob als vierde heer van Welland kwam er een eind aan de 75- jarig durende periode van eigendom van de ambachtsheerlijkheid door leden van het geslacht Hoogenboom. Na Jacobs dood werd de ambachtsheerlijkheid door zijn weduwe voor een bedrag van 7150 gulden verkocht aan de uit Oost-lndië afkomstige zakenman Martinus Cornelis Verloop (1849-1927) te Den Haag; Noordwelle had weer zoals voor de periode Hoogenboom een ambachtsheer die niet op Schouwen-Duiveland woonde. Naar de geschiedenis van het gedeelte van de ambachtsheerlijkheid dat in handen van de fami lie Locker was gekomen, moet nog nader onder zoek worden verricht. Vermoedelijk is na het over lijden van Bartel Locker op 28 juni 1828, de helft van de ambachtsheerlijke rechten verkocht aan Jacob Hoogenboom, de tweede heer van Welland. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2007 | | pagina 22