"PRAET
EEN GESPREK MET JAAP SCHOOF, VOORZITTER VAN HET BESTUUR VAN HET WATERSNOODMUSEUM 1953
Het Watersnoodmuseum 1953 in Ouwerkerk,
onderdeel van het 'Nationaal Monument Wa
tersnood 1953', is het jongste museum op
Schouwen-Duiveland. De altijd ondernemende Ria
Geluk zette zich jarenlang in voor de realisatie en
op 2 april 2001 werd het geopend. Jong betekent
in dit geval niet onbekend of onbezocht. Het
tegendeel is waar, het is het meest bekende en
het drukst bezochte museum van de streek en
waarschijnlijk zelfs van Zeeland. Bij het opstarten
werden de bezoekersaantallen begroot tussen de
10.000 en 15.000 bezoekers. Maar het zijn er
tegenwoordig gemiddeld 23.500 per jaar. Een
getal dat vrij stabiel is. Alleen herdenkingsjaar
1953 overtrof dit, het steeg tot 50.000. Waarom
deze grote belangstelling? Voor de een is het een
interessant natuurkundig onderwerp, een ander
komt er juist vanwege de emotie en herinnerin
gen of is gewoon nieuwsgierig. Van heinde en
verre komt men uit Nederland naar dit bijzondere
museum, maar ook internationaal is er veel
belangstelling. De stroom bezoekers wordt ont
vangen door enkele van de 50 vrijwilligers.
Sommigen daarvan hebben een specifieke taak,
bijvoorbeeld de bestuursleden.
Hoe komt het dat je zo geïnteresseerd bent
geraakt? Heeft dit met je eigen ervaringen
tijdens de ramp te maken?
"Nee, ik was bijna negen jaar en nog te jong om
iets over de omvang van de ramp te kunnen
begrijpen. Bovendien zorgden mijn ouders er voor
dat hun kinderen niet al te veel ellende zagen. We
woonden buiten Oosterland op de boerderij 't Is
Niet Anders, aan het einde van de Hoge Zandweg,
niet ver van de dijk en Viane. Deze is gebouwd op
een zandkreekrug, zoals men vroeger bij voorkeur
deed om de voeten droog te houden. Vader was
aanvankelijk niet bijzonder ongerust, hij herinner
de zich de inundatie nog goed. Toen bleef het
water op de oprit staan, een eindje voor de boer
derij. Maar deze keer liep het anders. In de loop
van de zondag zijn we naar boven verhuisd. Er
was gelukkig tijd om waardevolle zaken, foto's en
papieren, in veiligheid te brengen, 's Avonds stond
Jaap Schoof, de voorzitter van het bestuur van
het Watersnoodmuseum 1953
(coll. familie Schoof)
het water tot aan de bovenkant van de deur
Vader had de koeien losgesneden. Ze zijn allemaal
verdronken. Buurman Van der Laan kwam ons op
maandag halen met een bootje Zijn huis was vei
liger omdat het dichter bij de dijk stond. Op dins
dag zijn we over de slikken naar de Urker vissers
gelopen Die brachten ons de volgende dag naar
Dordrecht. Van daar gingen we naar tante Katrien
en oom Jan Klink in Rotterdam. Ze woonden op
een flatje. Het was wel heel vol met een echtpaar
met drie kinderen erbij. T. Smalheer (directeur van
melkfabriek De Duif) kwam ons na een paar
dagen vertellen dat oma Schoof, haar dochter,
schoonzoon en hun dochtertje waren verdronken.
Voor mijn ouders was dit een zware slag. Maar wij
kinderen hadden zoveel afleiding dat het niet leek
door te dringen. We mochten mee naar school.
Daar hadden we veel bekijks. De kinderen vonden
het maar wat zielig voor je, die ramp. ledereen
wilde vriendjes met je zijn. Ik weet nog dat we op
die school kennis maakten met schoolmelk. Dat
was iets nieuws, in Oosterland nam je gewoon je
eigen melk mee naar school. En in de stad was
alles anders dan in het dorp. Al dat drukke ver
keer, die enorme gebouwen en in sommige zaten
roltrappen! En dan de Maastunnel, ik weet nog
hoe bijzonder ik die vond. Je keek je ogen uit.
Maar omdat het bij tante zo krap was, duurde het
13