Van Dort geloofde dit echter niet en beging toen,
naar eigen zeggen, "de onbeleefdheid om zich ten
zijnen huize intedringen en de voorkamer-deur
geopend hebbende, vond hij gem. Heer Verhoeven
met zijne echtgenoote bij het vuur zitten."
Verhoeven verontschuldigde zich en wees op "zijne
onpasselijkheid, veroorzaakt door een val in de
haven dezer stad, waarin hij door booze lieden was
geworpen." Verder maakte hij de griffier duidelijk
"dat het hem berouwde immer binnen
Brouwershaven gekomen te zijn en dat hij zijn
leven moede was." Van Dort verklaarde ronduit
niets van zijn verhaal te geloven: "Hij konde niet in
de haven geworpen zijn, maar was daarin of door
verbijstering van zinnen, of door te veel gebruik
van drank gevallen, of moedwillig gesprongen."
De griffier wist drommels goed waar Verhoeven die
avond geweest was en waarschuwde de arts "dat
zoodanige visites voor een persoon van zijn vak
ontijdig en voor de ingezetenen, die zijne genees
kundige hulp behoefden, gevaarlijk waren."4
Voor de provinciale geneeskundige commissie
waren de bewijzen tegen Verhoeven overuigend
genoeg en daarom besloot ze Verhoeven uit zijn
ambt te ontzetten. Verhoeven werd opgevolgd
door C. van de Watering.5
Willem Leendert van Dort
Ook voor Van Dort, die in de jaren dertig in
Dreischor een artsenpraktijk had, liep het slecht af
en ook in zijn geval was het de drank die hem
fataal werd.
Eind 1839 kreeg de arts van het gemeentebestuur
van Dreischor te horen dat hij zes weken werd
geschorst. "De beweegredenen welke de
Gemeente-raad tot het nemen van dat Besluit
heeft geleid, is bij UE zeiven te vinden, aangezien
UE door het aanhoudend misbruik maken van ster
ken drank (hetwelk in deze Gemeente geenzins
onbekend is) alle geschiktheid verliest, om voor
eerst de geneeskundige praktijk, zorgvuldig en
naar behooren, uitteoefenen en waartenemen."6
De hierboven reeds genoemde P.C. Ermerins, lid
van de geneeskundige raad in Middelburg, kreeg
van de gemeente opdracht om een onderzoek naar
Van Dort in te stellen. Zijn bevindingen lieten aan
duidelijkheid weinig te wensen over. Van verschil
lende artsen op Schouwen-Duiveland had hij
gehoord dat Van Dort "zich dikwijls aan het onma
tig gebruik van geestrijke dranken overgeeft"
"Reeds zedert lang", zo vervolgde Ermerins zijn
verhaal, "schijnt hij aan dit misbruik verslaafd te
zijn, schoon zulks zedert een paar jaren is verer
gerd. Wanneer men nu zijne betrekking in de
Maatschappij in aanmerking neemt, is het allerge
vaarlijkst het daar in te laten voortgaan; te meer
daar hij niet alleen als arts fungeert, maar ook de
Gezicht op de Ring te Dreischor. Derde pand
van links is het gemeentehuis, 1905-1915
Zeeuws Archief, coll. Zelandia lllustrata van het
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen.
geneesmiddelen geeft en zelfs gereed maakt. En
welke misstappen kan hij niet in verloskunde
begaan?", zo vroeg Ermerins zich vertwijfeld af. Als
het aan Ermerins lag, moest Van Dort dan ook
zwaar worden bestraft. Het liefst zag hij "dat aan
de heel vroedmeester Van Dort te Dreyschor alle
uit- en inwendige practijk werd verboden, met
intrekking van zijne acten van admissie in de onder
scheidene vakken en van zijn patent."7
Uiteraard kwam Van Dort tegen de aantijgingen in
het geweer. Tegenover de geneeskundige commis
sie verklaarde hij het vreemd te vinden dat hem een
schorsing was opgelegd, zonder dat hij in de gele
genheid was gesteld zich te verweren. Hij gaf toe
dat hij wel eens wat meer dronk dan goed voor
hem was, maar, zo voegde hij er onmiddellijk aan
toe, zijn functioneren als arts had hier nooit onder
te lijden gehad.
Hij ontkende ten stelligste dat hij "immer in of bij
de uitoefening van eenig vak der Genees-, Heel- of
Verloskunst eenige grove misslagen begaan heeft."
De medische inspectie, zo bleek uit de jaarlijkse rap
portage, had hem nooit op grove nalatigheid kun
nen betrappen. Verder wees Van Dort op een peti
tie, ondertekend door 46 ingezetenen uit Dreischor,
waarin werd verklaard dat de arts "zich behoorlijk
9