WATERMOLEN BIJ DE VAL (1920-1945)
Onlangs mocht de eerste auteur van deze bijdrage
een fotoalbum inzien dat heeft toebehoord aan dr.
J.J. Boer (1906-2004), die tussen 1938 en 1944
leraar geschiedenis en Nederlands is geweest aan
de Rijks H.B.S. in Zierikzee. De heer Boer was een
verdienstelijk amateurfotograaf en heeft tijdens zijn
eerste schooljaar in 1938 zijn nieuwe omgeving
verkend en in beeld vastgelegd. De hierbij afge
drukte foto van een veelbladige watermolen met
de stad Zierikzee vaag op de achtergrond is wel
heel bijzonder: het is een unieke opname.
Waar stond deze 'metallieke' (stalen) molen van
De watermolen bij de Val te Zierikzee
(foto J.J. Boer)
Amerikaans model? Met behulp van de topografi
sche kaart 1:25.000 uit 1936 was vrij gemakkelijk
te vinden dat de foto is gemaakt op het westelijke
dwarsdijkje van De Val. We kijken uit over één van
de Zuidhoekinlagen en zien achter de inlaagdijk de
kantonnierswoning aan de Lange Slikweg.
De inlaag telt vele sloten die het gebied ontwate
ren en zo het grasland geschikt maken voor bewei
ding. Achter de molen zien we een beschoeide
vaart die omstreeks 1920 werd gegraven en die
doorliep langs de Oosthavendijk naar de
Oosthavensluis bij Zierikzee. De aanleg van deze
vaart verbeterde ongetwijfeld de afwatering van de
laaggelegen delen van de Zuidhoek, een deel van
de polder Schouwen dat na de aanleg van het
Havenkanaal in 1597-1600 apart was komen te lig
gen.
De 30-wiekige molen kon zich automatisch op de
wind draaien. Via een haakse tandwieloverbren
ging werd een vijzel aangedreven die het water uit
de vaart door een goot in een kleine boezem
bracht die voor een deel aan de linkerkant van de
foto is te zien. Van hieruit ging het water via een
hevel over de dijk naar het haventje De Val en zo in
de Oosterschelde. Voor het onderhoud van de
assen waren op de lagers vetpotten aangebracht
die regelmatig moesten worden aangedraaid.
Rechts zien we nog net een deel van de loods waar
dijkwerkersgereedschap en onderhoudsmateriaal
voor de molen, zoals smeervet, tandwielen, menie
en verf, werden bewaard.
De eerste molenaar was Leen van Strien, die ver
moedelijk in 1920 na de bouw van de watermolen
werd aangesteld. Hij woonde toen al in het 'dijk-
baashuis' vlak achter de inlaag en was als kanton
nier en steenzetter in dienst van het waterschap
Schouwen. Voor de bediening en het onderhoud
van de molen kreeg hij per week vier gulden extra.
Hij regelde de schuiven in de hevel en lette daarbij
op het peilglas. Leen van Strien deed dit werk tot
zijn 67ste jaar. Daarna nam zijn zoon Jaap en ver
volgens een andere zoon Dies de bediening over.
De watermolen bij De Val werd in de meidagen van
1940 beschadigd en aan het einde van de oorlog
zou de molen zijn opgeblazen.
Frans Beekman en Teun Rosmolen
19