Par Avion
Ik zoek je op de grens van land
en water, maar wijder dan dit strand
verheffen zich de vogels, tussen
wie jij probeert de zon te kussen.
Zo blijven we gescheiden, zelfs
in de bron van ons bestaan.
En ieder blijft op eigen helft.
En ieder trekt zijn eigen baan.
Die eenzaamheid lost enkel op
als ooit de post een envelop
bezorgt: koel, onpersoonlijk, wit,
met als bericht een vleugeltip.
Bloedrood verzucht die: „Ook mijn zus!
Tijd, die bij haar tot ruimte werd,
heeft lang genoeg je weg versperd.
Nu kun je verder. Ikarus."
Jan van Seters
1985.
42