nier allerlei vissen te zien die voorkwamen in de Krammer. Niet alleen Paling of platvis, maar ook Snotolf, Zeenaald en Geep. Het was tegelijkertijd een mooie gelegenheid de vogels op het water te observeren en op die manier constateerde ik bijvoorbeeld dat het aantal Middelste Zaagbekken en Brilduikers dat op de Krammer verbleef aan zienlijk groter was dan vanaf de vaste wal kon worden vastgesteld. Soms ving Martien volgens een speciale techniek Harders. Bij laagwater werd dan met netten een school Harders ingesloten. Eens dook er een Pijlstaartrog op en toen was het sein alles loslaten en in de boot. De pijlstaartolie bracht niet genoeg op om daar risico's voor te lopen. Gerrit, die bij Martien in dienst was en op de één of andere manier het visrecht op bepaalde gedeelten van de Krammer had, had zo zijn eigen vistechnieken ontwikkeld. Ik herinner me dat we de vaargeul naar Oude Tonge afsloten en probeer den de vis in het net te krijgen. Het leek een soort combinatie van botjetrappen en sleepnetten. We kregen die dag niets in het net en terug bij de sluis aangekomen besloten we dan maar een maaltje alikruiken mee te nemen. Dezelfde Gerrit was de eerste, die ik kende, die oesters oogstte langs de Grevelingendam aan de Krammerzijde. Op de Krammerse Slikken kwamen dagelijks pierenstekers. Ze verstoorden de vogels en ik heb me er vaak over verbaasd waarom die mensen niet tot onderlinge afspraken kwamen. Enkele pie renstekers verspreid over het slik maakten het vol ledig ontoegankelijk voor vogels. Zouden ze vlak bij elkaar gaan spitten dan zou de verstoring wor den teruggebracht tot minimale proporties. Dat geldt trouwens ook nu nog voor bijvoorbeeld de slikken langs de Grevelingendam. Vogels Na de afsluiting van het Krammer/Volkerak verscheen bij de Vereniging voor Natuur- en Land schapsbescherming Goeree-Overflakkee het boek je "De Krammer". Daarin vatte ik mijn persoon lijke ornithologische waarnemingen samen. In het kader van dit verhaal daarom geen overzichten en tabellen. Ik beperk me hier tot een kleine greep uit wat er zoal te zien was. Langs de Krammer zag ik mijn eerste Grauwe Franjepoot bij het Noordveer. De vogel scharrelde rond in een grote groep Bonte Strandlopers en in diezelfde groep zat ook de enige Paarse Strandlo- per die ik er ooit zag. Oeverlopers laten zich van vrij dichtbij bekij ken. Zeer dichtbij of liever te dichtbij was het Oe- verlopertje dat ik vond op het asfalt van de buiten dijk. De vogel was stervend. Toen hij later die dag dood was, maakte ik een inspectietocht langs het traject Oude Tonge /Galatheese Haven en diezelf de avond nog bracht ik een tiental steltlopers naar Schiedam voor onderzoek. De zoute Krammer bleek niet verschoond te zijn gebleven van het Botulisme-virus. Een bijzonder aardige bezigheid was het tellen van de Scholeksternesten. Ik deed dat bij voorkeur op de fiets en vaak vergezelde me dan een Grote Bonte Specht die aan de binnenkant van de bui tendijk voor me uitvloog en hier en daar een po pulier inspecteerde. Tachtig procent van de Schol eksternesten lag op de grens van asfalt en gras langs de buitendijk en wanneer ik langs de dijk fietste zag ik ongeveer honderd meter voor me uit de broedende Scholekster van het nest gaan en zo konden de nesten worden geteld en bekeken. Ik noteerde meestal het aantal eieren en wist bij een volgend bezoek of er eieren waren verdwenen. Overigens lagen op die plaatsen ook de nestjes van Bontbek- en Strandplevier. De broedgevallen van die plevieren waren de laatste jaren voor de afslui ting van de Krammer mimimaal, doch nooit zo klein als officiële vogeltellingrapporten wilden doen geloven. Kluten broedden altijd binnendijks. Wanneer hun eieren waren uitgekomen en ze met het jonge grut in de slootjes onderaan de dijk foe- rageerden verrasten ze soms boven op de dijk arge loze wandelaars met hun "distraction display", to neelstukjes waar ze doorgaans succes mee hadden. De beste herinneringen heb ik aan de wandelin gen langs de laagwaterlijn. Bij afgaand water liep ik in de richting van de sluis van Oude Tonge, waar ik langs de vaargeul het slik opging richting "Bol Baken". Bij de laagwaterlijn aangekomen ging ik dan oostwaarts richting Galatheese Haven via en kele mosselpercelen (ik vond daar ooit een stuk van een vliegtuigvleugel, maar sprak er met nie mand over om allerlei graaf en spitwerk op het slik te voorkomen) en ter hoogte van het Noordveer ging ik terug naar de buitendijk en naar mijn ver trekpunt. Aan de waterlijn liep ik dan in het Zeeuws-Zuidhollands-Brabantse grensgebied en grensgebieden zijn nu eenmaal het rijkst aan vo gels. Vogels op het water zoals Rotganzen, Brildui kers, Zaagbekken, Aalscholvers, Futen en meerde re soorten eenden. Boven het water Visdiefjes, Grote Sterns en allerlei meeuwen. Op het slik en het gors steltlopers zoals Tureluurs, Kluten, Wul pen en Rosse Grutto's. De laatste soort was het ge hele jaar door aanwezig en het verenkleed was dus 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1993 | | pagina 12