Tabel 1. Omvang en samenstelling van de visstand in het Volkerak en Zoommeer, gevormd door de belangrijkste zoet watervissen Bot in-de periode 1989-1992. Deze soorten vormen 90-95% van het totale bestand. Overige zoetwater soorten die in het Volkerak Zoommeer voorkomen zijn: Kolblei, Rietvoorn, Snoek, Zeelt, Grote Marene, Kwabaal, Rivierdonderpad, Kleine Modderkruiper, Winde, Alver, Tiendoornige Stekelbaars (Ligtvoet Grimm, 1992b) kg/ha percentage (exclusief Bot) 1989 1990 1991 1992 1989 1990 1991 1992 Volkerak Baars 21,0 28,5 17,9 13,5 46,2 51,0 31,2 18,2 Snoekbaars 7,7 10,6 10,7 9,9 16,9 19,0 18,6 12,8 Pos 6,6 10,2 12,6 14,6 14,5 18,2 22,0 19,6 Blankvoorn 5,7 2,3 6,0 21,0 12,5 4,1 10,5 28,2 Brasem 4,5 4,3 10,2 12,3 9,9 7,7 17,8 16,5 Karper 3,5 4,7 Bot 4,9 8,4 6,4 1,3 totaal 50,4 64,3 63,8 75,7 totaal excl. bot 45,5 55,9 57,4 70,9 100 100 100 100 Zoommeer Baars 1,4 3,9 4,7 14,0 19,2 27,1 43,1 20,3 Snoekbaars 3,4 2,4 3,2 9,5 46,6 16,7 29,4 13,7 Pos 0,2 0,6 1,3 3,2 2,7 4,2 11,9 4,6 Blankvoorn 0,5 7,5 1,6 39,8 6,8 52,1 14,7 57,6 Brasem 1,8 0,1 1,3 24,7 0,0 0,9 1,9 Karper 1,3 - 1,9 Bot 8,3 12,6 5,7 4,2 totaal 15,6 27,0 16,6 73,3 totaal excl. Bot 7,3 14,4 10,9 69,1 100 100 100 100 vorming van de visstand in eerste instantie afhan kelijk was van de instroom van visbroed uit de in stromende wateren, het Hollands Diep en de Bra bantse rivieren Mark-Dintel en Steenbergse Vliet (Ligtvoet et al, 1991a). Het Zoommeer ligt ver af van de instroompunten waardoor de aanvoer van jonge vis beperkt was. Een opvallende karakteristiek in deze opbouw fase van de visstand was de extreem snelle groei van Baars. Snel groeiende Baars was wel bekend uit andere afgesloten meren, zoals het IJsselmeer en Lauwersmeer, maar de gerealiseerde groei in het Volkerak bleek extreem (figuur 3). De groei - snelheid van Baars hangt voornamelijk af van de voedselomstandigheden, populatiedichtheid en de watertemperatuur in de zomer. Gezien de grote overlap in de range van het aantal temperatuurda- gen boven de 14°C met de andere meren lijkt de zomertemperatuur van het water geen belangrijke factor in het Volkerak-Zoommeer. Naar alle waar schijnlijkheid zijn de lage visbiomassa en uitbun dige aanwezigheid van ongewervelde voedselorga- nismen de belangrijkste oorzaken geweest. Het belangrijkste voedsel van Baars bestond uit groot zoöplankton (Daphnia) en Aasgarnaal. Planktivo- re vis in de vorm van kleine Blankvoorn en Brasem was nog vrijwel niet aanwezig zodat voedselcom- petitie met deze voedselspecialisten nog niet van betekenis was. Vis vormde tot 1992 slechts een ge ring aandeel in het voedsel en werd pas aangetrof fen in de magen van Baarzen 28 cm (Van Beek, 1992). De snelle groei van Baars viel samen met een zeer vroeg geslachtsrijp worden van zowel de cr er als 9 9 Baarzen. Normaal gesproken worden Baars er <y niet geslachtsrijp voor hun tweede zo mer en 9 9 voor hun derde zomer (Thorpe, 1977). In het Volkerak-Zoommeer werden beide geslachten één jaar eerder geslachtsrijp (Houthuij- zen et al., 1993). Het geringe aanbod aan prooivis in de eerste ja ren weerspiegelde zich ook in de conditie van één- zomerige en meerzomerige Snoekbaars. De éénzo- merige Snoekbaars die vooral foerageerde op zoöplankton, Aasgarnalen, vlokreeften en mugge- larven (Van Beek, 1992) vertoonde een uitstekende conditie, terwijl de meerzomerige Snoekbaars - obligaat piscivoor- in een slechte conditie verkeer de (Ligtvoet et al., 1992). 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1993 | | pagina 56