3 De Knobbelzwaan is na de Meerkoet de belangrijkste planteneter in het Krammer-Volkerak. Foto: Henk Hannsen. In het groeiseizoen van 1989 bleken de onderge doken waterplanten zich goed te hebben gevestigd. Het aantal soorten was toegenomen tot tien. Ten ger fonteinkruid was de dominante soort, met daarnaast als belangrijke soorten Snavelruppia, Zoetwater zannichellia en Schedefonteinkruid. In 1990 werden ook veel macro-algen (Darmwier en draadwieren) aangetroffen. Van 1989 tot en met 1991 verdubbelde de bo dembedekking van de ondergedoken waterplanten in het water met een diepte van 0,5 tot 5m, jaar lijks. In 1992 werd in deze dieptezöne een toename van 10% bodembedekking vastgesteld. De bodem bedekking bedroeg toen 32,7% voor de hogere waterplanten en 14,2% voor de lagere waterplan ten (draadvormige algen en Kranswier) in de zóne 0,55 m. Opvallend zijn de in 1990 voor het eerst aangetroffen en sindsdien gestaag uitbreidende soortengroepen Kranswier en Sterrekroos. Krans wier is vaak beschreven als een groep die typisch voorkomt in wateren met weinig voedingsstoffen (fosfaat en stikstof). Het voorkomen van Krans wier in het heldere maar voedselrijke Volkerak- Zoommeer lijkt erop te wijzen dat niet het voorko men van voedingsstoffen, maar de helderheid de bepalende factor is voor het voorkomen van Kranswieren. Waterplanten en watervogels Een mogelijke relatie van de herbivore watervo gels met de waterplantenontwikkeling wordt hier uitgewerkt. Na bestudering van de relatie bedek kingspercentage en gewicht (biomassa in asvrij drooggewicht) van de waterplanten kan de hoe veelheid waterplanten ook worden uitgedrukt in biomassa. De maximale biomassa aan waterplan ten die door herbivore watervogels kan worden ge geten is te berekenen uit het aantal vogeldagen per soort in de periode dat er vegetatie aanwezig is (ju ni t/m half oktober) en literatuurgegevens over ge middeld percentage planten in het menu van een 118

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1993 | | pagina 64