i' Het toenemend'aantal prauwe .Ganzeji l<en een belemmerende factor worden vtTör het Ontstaan van.uitgebreide-riet- -v-r en biezenveBetaties. Foto: Henk Harinsen. *- - 'vloed heeft (hebben). f^(ésS> -'f f'i 4* -'HV Ontzilting Binnen een jaar was het water van het Volkerhk- Zoommeer zoet. Echter, de ontzilting van de bo dem zou aanzienlijk langzamer verlopen. Terwijl de waterplanten zich naar hartelust kunnen uit breiden bij een zoutgehalte van 0.3 gCT/1 in de waterlaag, hebben de oeverplanten nog lange tijd te maken met poriewaterzoutgehalte van meer dan 1 gCT/1, met pieken van boven de 5 gCl"/l. Slager (1993) constateerde dat 4 jaar na de ver zoeting van het meer alleen direct rond de water lijn de bodem voldoende ontzilt was om vestiging van oeverplanten mogelijk te maken. Vlak onder of boven de waterlijn was alleen de toplaag van het sediment voldoende ontzilt, dieper in de bodem worden nog steeds zoutgehaltes aangetroffen die niet zouden misstaan in de vroegere zoute situatie (tabel 2). Voor de echte zoetwaterhelofyten geldt een grenswaarde voor het zoutgehalte in de bodem van minder dan 1 gCT/l. Voor de verschillende stadia in de ontwikkeling van de planten kan dit nog sterk verschillen en is de vermelde grenswaar de misschien nog veel te hoog. In periode van droogte kan door capillaire opstijging van zout grondwater het bodemopper- •r""r »»k vlak.verzilt raken. Tijdens peripden van neerslag i <wprdt zoet wpter toegevöpi'd^clat het zoute grond water van bovenaf verdringt. Afhankelijk van het type bodem kan ,het zeer lang durenlvoordat totale^-? ontzilting heeft plaatsgevonden! Het is voorstel- s- Tabel 2. Het zoutgehalte (gCL"/l) in de bodem rond de water lijn 0 NAP), mei 1991. Weergegeven zijn de me tingen op 5 cm boven de waterlijn en 5 en 15 cm onder de waterlijn (data afkomstig uit: Slager, 1993). Raai Krammerse Slikken laag (m t.o.v. maaiveld) cm t.o.v. waterlijn NAP) 5 - 5 - 15 O L0.81 0.67 1.42 0.1 - 0.2 1.34 0.77 2.81 <N 2.86 0.86 4.74 kO 5.06 1.23 7.85 Raai kreek Dintelse Gorzen laag (m t.o.v. maaiveld) cm t.o.v. waterlijn NAP) 5 - 5 - 15 O 0.87 0.61 0.54 0.1 - 0.2 1.29 0.53 0.97 0.2 - 0.4 1.25 0.54 1.79 0.4 - 0.6 1.19 0.64 4.34 123

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1993 | | pagina 69