deze categorie, de zomeraantallen zijn de laatste
twee jaar al weer wat lager.
Zaadeters
Na de broedtijd konden in deze jaren van de pi
oniervegetatie vooral de zaadeters profiteren. In
de eerste en vooral de tweede winter na de afslui
ting waren de aantallen Fraters opvallend hoog
(tot ca. 1200; Fig. 2a), en het aantal Sneeuwgorzen
bereikte met 250 exemplaren in december 1988 een
recordhoogte (Fig. 2b). In de winter van 1989/90
profiteerde vooral de Flolenduif (1416 in decem
ber; Fig. 2c). In deze winter was verder het aantal
vogeldagen van de Wintertaling verdubbeld t.o.v.
de winter daarvoor, en ook omdat dit aantal in de
twee winters daarna weer iets lager was, dringt een
vergelijking met de talingen in de Oostvaar-
dersplassen zich op. Flier kwam deze soort mas
saal af op het zaad van de pioniervegetatie die zich
had ontwikkeld na het "droogleggen" van het
"westelijk peilgebied" (Noordhuis 1992). Vooral
de eerste drie soorten namen na een korte opleving
met de voortschrijdende ontwikkeling van de ve
getatie weer sterk in aantal af.
Muggen en meeuwen
Ook in de onderwaterbodem trad successie op.
In 1987 kwam de mug Chironomus muratensis - in
dat jaar de enige zoetwatersoort van betekenis on
der de macrofauna - in lage dichtheden voor op
diepere locaties. In 1988 koloniseerde hij ook de
ondiepere locaties, waar hij vergezeld werd door
Cladotanytarsus sp. (een kleine soort). In 1989 be
reikten deze soorten daar dichtheden van 2350
resp. 14.415 ind./m2 (Frantzen van der Velden
1992, zie ook elders in dit nummer). Met name
19.87 '1988 "1989 '1190 19§! '■992
Figuur 2. Aantalsverloop van Frater (a), Sneeuwgors (b)
en Holenduif (c) in het Volkerak-Zoommeer na de afslui
ting.
Sneeuwgors 9
Foto: Henk Harmsen.
129