overdag. Het lij kt er dus op, dat steltlopers 's nachts relatief meer in of nabij water overtijen dan over dag. Waarschijnlijk is de kans op predatie op zulke hvp's 's nachts kleiner dan op hvp's die verder van water liggen. Op de grotere hvp's die in of nabij water lagen (Battenoord. Wevers en Flaauwers Inlagen met Prunjepolder). werden 's nachts soms ook kleinere aantallen gezien dan overdag. Dit werd bovendien niet alleen bij Nieuwe Maan, maar ook bij Volle Maan vastgesteld. Dit zou erop kunnen wijzen.dat in sommige nachten de totale aantallen vogels die binnendijks overtijen, toch kleiner zijn dan over dag. Zekerheid daarover hebben we echter niet. Conclusie Uit dit verkennend onderzoek blijkt, dat hvp's van steltlopers die binnendijks in of nabij water lig gen, ook 's nachts worden gebruikt. Hvp's die ver der van water liggen, worden 's nachts meestal niet gebruikt. Het lijkt erop, dat deze vogels veelal uit wijken naar hvp's die in of nabij water liggen. Daar bij kunnen zelfs kreekrestanten worden benut die overdag niet als hvp worden gebruikt. Het is echter onzeker of de totale aantallen die 's nachts binnen dijks overtijen, even groot zijn als overdag. Omdat de vogels 's nachts niet altijd op dezelfde plaatsen overtijen als overdag, vliegen zij in het donker ook ten dele langs andere routes van en naar de hvp's als in de daglichtsituatie. Ook over de hoogte waarop in donkere nachten de hoogwatertrek naar deze hvp's plaatsvindt, heerst nog onzekerheid. Het risico dat vogels tegen windturbines vliegen,is echter in deze nachten het grootst. Het is daarom noodzakelijk door middel van bijvoorbeeld radarwaarnemingen aanvullend onderzoek naar de vlieghoogte in zulke nachten te verrichten om tot een betere schatting van het aan varingsrisico voor vogels bij de realisatie van wind- parkprojecten in getijdegebieden te komen. Dankwoord Onze dank gaat allereerst uit naar R. de Bruijne, Ch.A.M.X van Cuyk.M.E. Ikelaar (Stork Product Engi neering).T. A.M. de Gasten G.Bosch,die als contactper soon bij de NOVEM. Utrecht, er achtereenvolgens toe hebben bijgedragen dat het Landelijk onderzoekpro gramma middels dit onderdeel van start kon gaan. Onze dank geldt ook de klankbordgroep 'Vogelhinder door windturbines'.C.M. Berrevoets en P.L.Meiniger (Rijks instituut voor Kust en Zee, Middelburg) adviseerden over de te kiezen onderzoeklocaties. EA. Arts (Bureau Waardenburg) bemiddelde bij het verkrijgen van de gegevens over tijden en standen van hoogwater. Literatuur Meininger, P.L.. C.M. Berrevoets R.W. Strucker 1993. Watervogels in de zoute Delta, 1987-91. Rapport DGW-93.019. Rijkswaterstaat. Dienst Getijdewateren, 's-Gravenhage. Mostert.K..L.A. Adriaanse.P.L. Meininger&P.M. Meire 1990. Vogelconcentraties en vogelbewegingen in Zeeland. Ri jks waterstaat nota GWAO-90.0.8.1/Rijksuniversiteit Gent-rapport WWE 13. Rijkswaterstaat Directie Zeeland. Rijkswaterstaat Dienst Getijdewateren, Middelburg/Rijksuniversiteit Gent, Gent. Spaans. A.L..J. van der Winden. L.M.J, van den Bergh S. Dirksen 1995. Vogelhinder door windturbines - Landelijk on derzoekprogramma, deel 1: verkennend onderzoek naar nachte lijke vliegbewegingen in getijdegebieden. Bureau Waardenburg rapport nr. 95.43. Bureau Waardenburg, Culemborg. Adressen: L.M.J.vanden Bergh en A.L.Spaans, DLO-Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Postbus 23, 6700 AA Wage- ningen: S. Dirksen en J. van der Winden. Bureau Waardenburg. Postbus 365,4100 AJ Culemborg. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1996 | | pagina 10