Dezelfde lokatie in april. De Zilte rus-vegetatie op de voorgrond begint tot ontwikkeling te komen en Echt lepelblad staat in bloei. Het voorkomen van Lepelblad is beperkt lot een aanspoelselrand. Foto: Gen-Jan Buth. Dat het voor 1953 niet overal even zout was in de Prunje tonen de vele veedrinkputten op oude kaar ten en luchtfoto's aan. Tot vlak onder de zeedijk kwamen zoete putten voor en plaatselijk waren zoete vegetaties met onder andere Addertong en Rietorchis aanwezig (1). Waarschijnlijk lagen de zoete putten op iets hoger gelegen, zandige kreek ruggen, waaronder nog een laag oude zeeklei zat. Een dergelij k kleilaag is slecht doorlatend voor het zoute kwelwater. De bodemopbouw en de afwatering van de Prunje is sterk gewijzigd door. en vooral na de wa tersnoodramp van 1953. In de buurt van het stroomgat bij de Schelphoek werden in 1953 zand- pakketten van plaatselijk meer dan 1,5 m dik afge zet (1). Bij de herverkaveling van 1954 - 1964 is de gehele Prunje grondig geëgaliseerd en verkaveld in grote, rechte percelen. Bij de verkavelingswer- ken werd op grote schaal het diepploegen toege past. Met een ploeg die tot 1,2 m diep ging werd het oorsponkelijke bodemprofiel omgekeerd. Het veen verdween dieper onder de grond en zand of oude zeeklei,of een mengsel daarvan,kwam aan de oppervlakte te liggen. De landbouwkundige afwa tering van het gebied werd geoptimaliseerd. Binnen enkele jaren zal door de uitvoering van plan Tureluur het landschapsbeeld van de Prunje wederom sterk veranderen, middels grootschalig grondverzet en beëindiging van de landbouwkun dige afwatering van het gebied. Voor het ontwerp van het natuurontwikkelingsplan is teruggegrepen op het historisch patroon van enkele grote in braakkreken die vanuit de Oosterschelde de Prun je in liepen (1). In die gedeelten waar maaiveldver- laging tot op het oorspronkelijke zandpakket zal plaatsvinden, zal de invloed van zoute kwel domi nant aanwezig zijn. Zoutvegetaties, met ongetwij feld op veel plaatsen Aerdgos,zullen vooral in die gedeelten tot ontwikkeling komen. Aerdgos Bleef voor mij de vraag waar de naam 'Aerdgos' vandaan kwam. Enkele suggesties die mij aan de hand werden gedaan worden hieronder beschre ven, maar misschien zijn er ook lezers die er meer van weten? In eerste instantie zou je denken aan'gras wat uit de aarde komt', omdat het hier gaat om een typi sche, donkergroene grasachtige vegetatie in een specifieke, brakke omgeving. Bij nader inzien lijkt mij dat echter toch wat al te simpel, want tenslotte groeien alle grassoorten vanuit de aarde. Mogelijk dat de oorsprong in de Zoute Haerd. tussen Scha- rendijke en Renesse, ligt. Hier groeide vroeger waarschijnlijk Zilte rus. Het zou dan geweest kun nen zijn: 'gos uut d'n Haerd'. later verbasterd tot 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1996 | | pagina 17