Nieuwe
toekomst voor
oud verleden
Waterstaatsstijl
De kerken van de eerste helft van de
vorige eeuw zijn dikwijls in de
zogenaamde Waterstaatsstijl verrezen, zo
genoemd omdat zij onder architectuur van
de ingenieurs van de waterstaat zijn
gebouwd. Een mooi voorbeeld hiervan
was aanwezig in Middelburg. Helaas ging
deR.K.St. Paulus en Petruskerkte
Middelburg van circa 1840 in 1940
verloren.
Het berijden van stokpaardjes is de
historicus in feite verboden. U veroorlooft
mij een klein ritje. De kerk van Domburg
heeft grote bekendheid gekregen door de
schilderijen van Mondriaan. Zij zijn
ontstaan in zijn Domburgse periode van
1908-1914. In het laatste stadium blijft er
van de kerk alleen een fragment van een
gotisch raam over. Wij zijn dan bij het
begin van zijn abstracte periode, het
plasticisme geheten. Hetzelfde geldt voor
de vuurtoren van Westkapelle die hij in
verschillende staten heeft geschilderd. U
weet dat dit een toren is die bij een
driehallenkerk heeft behoord.
De kerken van afscheiding en doleantie
getuigen dikwijls niet van een
indrukwekkende architectuur, wel dikwijls
van de opofferingsgezindheid van hun
leden.
Maar Achterberg heeft gezegd:
Wien Gij Uw vrede zegt
is vijand vriend gelijk
binnen het koninkrijk,
door Uwen Zoon gesticht,
waarin wij allen zijn
van eender doen en staat,
nemende brood en wijn
voor Zijn god lijk gelaat.
Beker en schotel gaan
van hand tot mond en hand,
Christus wordt voortgeplant
doorZijn gemeente heen.
Christus wordt door zijn gemeente in de
kerken gediend al lijken twisten dit wel
eens te belemmeren.
Jan Huygen zegt hiervan in 1722:
Elk laat de Vreede-vaan nu los
en luchtig waaijen,
En alles wat men segt,
schijnt daar op uyt te draaijen,
In Synagoog of Kerk,
en echter blijft 'er twist,
Om dat 'er in de grond
soo deerlijk word gemist.
En wat is hier de grond
te doen het geen wij leesen
In Gods heilig Woord,
en God oprecht te vreesen,
Geen menschelijke stem t'erkennen
voor een wet,
Die ons van God in doen en laaten
is geset.
Hij eindigt heel direct:
Set niemant buiten boord
Die in den hemel hoort.
TOESPRAAK VAN MINISTER
Mr. H. W. VAN DOORN
OP 19 APRIL IN KLOETINGE
Mijnheer de voorzitter, dames en heren!
Het is bij gelegenheden als deze
gebruikelijk te zeggen, dat de spreker met
genoegen gevolg heeft gegeven aan de
uitnodiging het woord te voeren.
Echter met alleen te spreken van een
„genoegen' kan ik hier vandaag niet
volstaan. Naar ik meen gaat nu de vijfde
„oudekerkenstichting" officieel van start.
Ik vind dat op zichzelf een goede zaak,
maar het illustreert ook welk een probleem
het behoud van onze oude, en soms ook
helemaal niet zo oude kerken, oplevert.
Dit nu is niet zo'n verheugend element in
onze bijeenkomst van vandaag. Maar al te
vaak horen we dat een kerkgebouw
gesloten of afgestoten of zelfs afgebroken
moet worden. Dat is verdrietig. Maar
bezien we het nuchter, dan herkennen we
daarin een teken des tijds. Want het heeft
te maken met een aantal van elkaar
onafhankelijke, maar wel parallel lopende
ontwikkelingen in onze samenleving.
Ontwikkelingen als deconfessionalisering
en migratie spelen daarbij een belangrijke
rol. Men zegt wel, dat deze
langzamerhand tot stilstand zouden zijn
gekomen, maar ze hebben er toch toe
geleid dat vele kerkbesturen en -voogdijen
vaak na een langdurige worsteling
het hoofd in de schoot leggen en afstand
doen van hun kerkgebouw, soms om
samen met „andersdenkenden" hun heil
elders te zoeken.
Teleurstellend
De gevolgen in cultuur-historisch en
ruimtelijk opzicht van deze ontwikkelingen
zijn voor velen teleurstellend, ook al heeft
men geen enkele kerkelijke binding. Ik heb
dat kunnen merken bij de behandeling van
sloopvergunningen voor kerkgebouwen,
die geplaatst zijn op de monumentenlijst.
Maar die gevolgen zijn evenals de
ontwikkelingen zelf niet of nauwelijks te
bestrijden. Zij vormen dus een van de
meest fundamentele bedreigingen van
cultuur-historisch waardevolle
bouwwerken. Zwam, verzakkingen of
rottingsverschijnselen kunnen met
technische middelen worden bestreden,
een verkrotte oude wijk kan
gerehabiliteerd worden, een gedempte
gracht die de verhoudingen heeft
verstoord, kan desnoods weer
opengegooid worden. Maar het wegvallen
van de functie, waarvoor een bepaald
gebouw was bestemd, leidt er welhaast
onvermijdelijk toe, dat zo'n gebouw wordt
gesloopt. In het beste geval kan zo'n
gebouw een ander gebruik krijgen. In
ieder geval heeft dat het voordeel dat het
stads- of dorpsbeeld niet wordt aangetast.
Maar er zijn mensen, die het een vorm van
vervalsing vinden als zich in een gebouw
iets totaal anders gaat afspelen dan het
uiterlijk ervan suggereert. Men verwacht
van een kerkgebouw niet, dat het wordt
gebruikt als (om maar iets te noemen)
tapijthal. Nog sterker spreekt wellicht het
voorbeeld van de molens: er bestaat nog
maar een fractie van het oorspronkelijke
bestand, en die fractie koesteren wij met
grote zorg en met grote financiële
inspanningen. De lijst is nog uit te
bouwen: werkplaatsen als lijnbanen, oude
fabrieken, begijnhoven, godshuizen enz.
enz. verdwenen, toen hun functie
wegviel.
Weinig cijfers beschikbaar
Gaat het met ons kerkenbezit ook die kant
op? Er is maar weinig exact cijfermateriaal
beschikbaar. De heer Kramer, tot voor
kort als architect verbonden aan de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
heeft in het tijdschrift Plan van oktober
1976 de hem op dit punt bekende zaken
eens op een rijtje gezet.
Hij vermeldt 31 sinds 1940 verwoeste of
gesloopte kerkgebouwen onder
uitdrukkelijke vermelding dat zijn
opsomming onvolledig is. In zijn lijstje
komen twee Zeeuwse slachtoffers voor,
namelijk de hervormde kerk van
Sirjansland, die in 1953 werd verwoest, en
de Engelse kerk te Vlissingen, die in 1960
werd gesloopt. Ook geeft de heer Kramer
een lange lijst kerken, die niet meer als
kerk worden gebruikt en dus alleen nog
maar als object in het stads- of dorpsbeeld
van belang zijn.
Het enige Zeeuwse geval in deze lijst is de
Grote Kerk te Veere. Om toch maar een
enkel cijfer te noemen: er zijn in ons land
naar schatting 3800 kerkgebouwen;
daarvan zijn er 2237 beschermd; van de
beschermde kerken liggen er 102 in
Zeeland. En zo kom ik dan bij het
werkterrein van de stichting die hier
vandaag officieel geboren wordt.
Net als in Groningen, in Friesland,
Gelderland en Holland zal men hier in
Zeeland hebben vastgesteld, dat de
kerkgebouwen, en dan in het bijzonder
beschermde kerkgebouwen op de tocht
staan. Maar u gaat er wat aan doen. U wilt
de kerken hier niet zo maar opgeven, want
u realiseert zich, dat zij evenals vele
andere bouwwerken tot ons
onvervangbaar cultureel erfdeel behoren
en een niet te missen onderdeel van onze
ruimtelijke samenleving zijn. Middelburg
zonder de beide Abdijkerken en de Lange
Jan is Middelburg niet meer, Zierikzee