onmiddellijk op de bakstenen was
aangebracht. Daarop waren in wit
materiaal schijnvoegen geschilderd, die
niet overal de voegen van het
metselwerk volgden. Bij de restauratie
is dezelfde kleur, rode dodekop, weer
aangebracht. Zij versterkt zeer duidelijk
de architectuur en geeft dit
vroeg-gotische koor een zeer speciaal
aanzien. De grootste bijzonderheid van
het hoofdkoor is wellicht het houten
tongewelf uit het begin van de 14de
eeuw; één van de oudste die thans nog
in z'n originele vorm in Nederland
aanwezig zijn en wat teruggaat op
Vlaamse constructiewijzen, die onder
Noordfranse invloed tot stand zijn
gekomen. IHet noorderkoor werd
omstreeks 1500 tegen het hoofdkoor
aangebouwd. Het verschil in bouwstijl
tussen de beide koren is zelfs voor de
leek onmiddellijk te herkennen.
De sacristie - de tegenwoordige
consistoriekamer - is gebouwd rond
1400 en wel tegen het westelijke deel
van de zuidmuur van het koor, in die
periode de gebruikelijke plaats voor de
bouw van een sacristie. Bij de
wandindeling van het interieur van het
koor is aan die zijde met een vlak
zonder vensters rekening gehouden;
hieruit blijkt dat direct bij het bouwplan
van het koor met de aanwezigheid van
de sacristie werd gerekend. De
consistoriekamer werd in 1950 voorzien
van een tweetal zadeldaken, in
tegenstelling tot het oorspronkelijke
lessenaarsdak.
Het schip van de kerk is samengesteld
uit een middenschip met twee
zijbeuken. Dit zgn. pseudobasilikaal
schip dateert uit de eerste helft van de
15de eeuw en kreeg omstreeks 1475
zijn huidige vorm. Tussen koor en
schipgedeelte staat de triomfboog, op
welke plaats tot aan de laatste
restauratie een houten schot het koor
afsloot. Boven in de triomfboog zien we
nog de drie ringen, die vroeger dienst
hebben gedaan voor de ophanging van
de crucifix en de beelden van Maria en
de discipel Johannis. Onder de kap van
het middenschip bevinden zich
trekbalken, nodig om de zijdelingse
druk op te vangen. Een belangrijke
plaats in het schip van de kerk wordt
ingenomen door de dubbele rij zuilen
van uit Oost-Vlaanderen afkomstige
zandsteen, de zgn. ledesteen en
gekroond met Brabantse
koolbladkapitelen.
De zuider- of doopkapel werd evenals
het noorderkoor gebouwd omstreeks
1500. Ze wordt gevormd door een
tegen de zuidzijde van de toren
gebouwd gedeelte, dat in het verlengde
van de zuidelijke zijbeuk werd
opgetrokken. Het oostelijk deel ervan is
in steen overwelfd, het westelijk deel
Het dekblad van de graftombe in het zuiderkoor. De hierop aangebrachte tekst luidt:
„Hier leit begraven den weledelen heere joncheer Philibert van Tuyel van Serooskercke ridder vriheer van
Tienhoven, heer van Maelstede, Capelle Bieseling, gecommitteert raedt van de Ed. Mog. Heeren Staten
van Zeelandt en raedt ter Admiraliteit. Die sterft Anno 1 639 den 25 april.
Ende Joncvrouwe Anna van Heerjansdam syne huysvrouwe die sterft op den 23 februwary anno 1 643."