(Jacobus Minor)
Bartholomeüs, gij de toren, ik de klokken.
klokken 'k ben niets uit mijzelf, maar als ik word geluid
getuigt mijn binnenste hetgeen het uur beduidt.
Hol ben ik, hoe vol ook van klank ik moge schijnen.
(Simon de IJveraar)
Judas Jacobi, wees kerkbanken, ik de preekstoel.
Maar stel dat ik ten kansel sta, welk een gevaar
pree s oe aan^ simon de IJveraar.
Hoe leert mijn blinde drift de waarheid trouw te blijven?
Matthias)
Wees klokken, gij Jacobus bijgenaamd de Kleine,
orgel ik zal het orgel zijn; maar weet gij allen wel,
als ik uw zang geleid, dat gij het samenstel
van 't bouwwerk en Gods adem voor mijn
galm moet danken
(Judas Jacobi)
Matthias, wees het orgel; ik ben de kerkbanken.
kerkbanken '-)e taak, mij toegewezen, moge zijn dat ik
het binnenstromend volk in stille rijen schik
voor het mysterie aanvangt waarin ik mij een leek voel.
(Mattheus)
Houd u aan 't heilig boek dat vier onzer gaan schrijven.
boodschap Want ik, Mattheüs, niet alleen daartoe bekwaam,
voeg mij met Marcus, Lucas, en Johannes saam
tot vier getuigenissen die elkaar versterken.
(Johannes)
Ik, Johannes, zal zijn ter kerke de grafzerke,
graf het altaar, onder 't welk, gehuld in een wit kleed,
de dode een wijle rust, voor de opstanding gereed,
totdat de jongste dag hem wekt voor de openbaring.
Bovenzijde preekstoel en gedeelte koorgewelf van de kerk te Nisse met vier apostelbeelden, van links naar
rechts: Andreas, Petrus, Johannes en Jacobus de Oudere.
Men heeft niet veel verbeeldingskracht
nodig om het gebouw der kerk te zien
oprijzen tot aan de voleinding der wereld.
Terugkerend naar het koor der kerk van
Nisse. Op afbeelding 1 ziet men de graden
of graten ten hemel rijzen die in het
midden door de gordingen worden
gekruist. De graten vormen met de
achterzijde een gedeelte van zware
spanten van de bekapping. Naar beneden
gaan die graten over in een vierkant stuk
hout van een 25 cm dikte en uit dat hout
zijn de apostelbeelden gesneden en wel
uit één stuk.
De apostelbeelden staan in nissen met de
rug rustend tegen de achterzijde met
boven hun hoofden een baldekijn. Binnen
de grenzen van het stuk hout moest de
beeldhouwer de beelden snijden. De
lichamen en attributen vielen binnen de
omtrek van het hout. Op de detailfoto's
ziet men duidelijk voor welk een opgave
de beeldhouwer stond. Laten wij de figuur
van Thomas nemen, de ongelovige, die
door de Heer in genade werd aan
genomen. De winkelhaak die hij op de
rechterschouder draagt kenmerkt hem als
patroonheilige van de architecten. In de
linkerhand draagt hij het Boek.
(afbeelding 3).
Attributen
In de middeleeuwen worden de symbolen,
niet zoals bij Nijhoff, gedragen door
zichtbare kentekenen. Vanaf de 13e eeuw
worden de bij de apostelen behorende
attributen afgebeeld. Die attributen zijn
vaak martelwerktuigen waarmee de
apostelen volgens de overlevering of
volgens de legenden zijn omgebracht.
Niet altijd want Petrus wordt vaak met
sleutels afgebeeld en Jacobus de Oudere,
ook wel de Meerdere genoemd, met
pelgrimsstaf en pelgrimsschelp. In de
naslagwerken vindt men dan het volgende
lijstje:
Petrus:
korte baard, staf, sleutels, later pauselijk
ornaat:
Paulus:
langere baard, zwaard, boek.
Petrus en Paulus worden vaak samen
afgebeeld.
Andreas:
grijze man met Andreaskruis.
Jacobus de Oudere:
lange pelgrimsstaf, schelp, zwaard;
later pelgrimskledij, staf, hoed, knapzak,
veldfles enz.
Johannes:
kelk, draak, slang.
Thomas:
zwaard, winkelhaak (afbeelding 3).
Jacobus de Jongere of de Mindere:
knots, vollersstang (afbeelding 2).
Philippus:
zwaard, lans, lang, Latijns kruis.
Bartholomeüs:
mes of afgestroopte huid (afbeelding 4).