Joost Bijlo, een boer in Teekenburg
onder Kapelle, had de gewoonte om
met alles en iedereen te spotten, zelfs
met de heiligste zaken. Zo beweerde hij
ook dat het klokluiden bij begrafenissen
onzin was en dat voor hem de klok
nooit zou worden geluid. Deed men dat
tegen zijn wil toch, dan wenste hij dat
de klok zou barsten. Toen Joost ten
gevolge van een klein ongeval
overleden was en enige dagen later
begraven werd, werd ook voor hem de
klok geluid, maartijdens de
uitvaart ontstond er een grote barst in
de klok, waardoor plotseling de zilveren
toon zijn heldere klank verloor. En zo is
deze klok sedert vele jaren spoorloos
verdwenen.
Tenminste: totdat kortgeleden bleek dat
in de Rotterdamsche en
Middelburgsche Courant van 27
september 1794 „te Capelle in
Zuid-Beveland een zware geberste
kerkklok" te koop werd aangeboden. En
dat terwijl niet lang tevoren in
Kapelle Joost Bijlo overleden was. De
bewuste legende zal dus op z'n minst
een kern van waarheid bevatten.
De kerk bouwkundig.
Het oudste en bouwkundig zeer
interessante deel van de kerk, is het
hoofd- of zuiderkoor. Dit gedeelte is
vroeg-14de eeuws en wel van
omstreeks 1320. Het valt zowel van
buiten als van binnen sterk op door de
zeer hoge en smalle vensters, die
voorzien zijn van twee spitsbogen met
driepas, waarboven een vierpas is
gemetseld. De omlijsting bestaat aan de
buitenzijde uit drie rondstaven en een
lepe kant, aan de binnenzijde is er
slechts één rondstaaf en een lepe kant.
De glaslijn ligt dus ver binnen het
midden van de muurdikte.
Tijdens de laatste restauratie zijn de
dagkanten van de koorramen weer in
hun oorspronkelijke staat
teruggebracht. Deze zijn gemaakt van
geprofileerde bakstenen, die door de
metselaars of steenhouwers in een
bepaalde vorm waren gehakt. De
meeste van de raamomlijstingen waren
weggehakt en vervangen door een
gepleisterde rand. Er moest dus een
groot aantal bakstenen worden
bijgehakt. Het bleek dat men in het
begin van de 14de eeuw aan de
bewerking en verwerking van de stenen
reeds veel meer zorg besteedde, dan
men doorgaans geneigd is aan te
nemen.
Ook tijdens de laatste restauratie werd
in het hoofdkoor overal op de
rondstaven onder de onderste
spitsboognissen, op de omhoog
strevende kolonnetten en op het
spitsboogfries onder het houten gewelf
een dieprode kleur aangetroffen, die