4
zijn voor allen kenbare tekenen van de
"publieke funktie" die het altijd heeft
gehad.
In de Middeleeuwen
Het behoeft niet te verwonderen, dat
die funktie het sterkste naar voren is
gekomen in de middeleeuwen, toen de
scheidingslijn tussen kerk en staat veel
minder duidelijk aanwezig was en toen
er voor iedereen maar één kerk was.
Een vergelijking met latere toestanden
zonder meer valt moeilijk te maken;
toch willen we wijzen op een aantal
funkties die het gebouw had naast die
voor de eredienst.
Het is bekend, dat in het kerkgebouw
niet alleen gedoopt werd, maar ook be
graven. Daar de kerk ook de enige
plaats was waar een wettig huwelijk
werd gesloten vormden de door de kerk
bijgehouden doop- trouw- en begraaf-
boeken de toenmalige burgerlijke stand.
Aan menige kerk was een school ver
bonden en in veel gevallen zal het
kerkgebouw de enige plaats zijn ge
weest waar de burgers, jong en oud,
rijk en arm, in aanraking kwamen met
wat wij zouden noemen muziekuitvoe
ringen en toneel.
Men kon er ook nog voor heel andere
dingen terecht, nl. de arme voor brood
uitdelingen, omdat de kerk behalve aan
zielzorg ook deed aan maatschappelijke
zorg; en de leergierige voor boeken.
Vele aan de kerk verbonden funktiona-
rissen waren in verband met dit alles
de hele week door van zonsopgang tot
zonsondergang in het gebouw te vin
den.
Het kerkgebouw vormde ook een cen
traal punt voor corporaties. Niet alleen
de gilden (de vakverenigingen van
vroeger) hadden er hun eigen vaste
plek, ook particuliere verenigingen
(broederschappen).
In de kerk bezat en bewonderde men
kunst en kostbaarheden. Ook in dit op
zicht vervulde het gebouw een belang
rijke kulturele funktie: openbare musea
of verzamelingen bestonden nog niet.
Afgezien van dit alles was de kerk in
vele gevallen het enige omvangrijke -
soms ook het enige stenen - gebouw
waarover de gemeenschap beschikte.
Het is niet alleen de plaats waar men
elkaar ontmoette, maar ook de plek
waar de overheid iedereen kon berei
ken. Wereldlijke afkondigingen in het
kerkgebouw kwamen regelmatig voor
en waren soms een vast instituut.
Na de hervorming
Aan dit alles is door de hervorming niet
onmiddellijk een eind gekomen. Inte
gendeel, de periode tot aan de Bataafse
tijd vormde een overgangstijd, waarin
we nog diverse elementen van de mid
deleeuwse situatie herkennen. Bij de
grote kerkgebouwen werd onderscheid
gemaakt tussen een bepaald deel, dat
ingericht was als "preekkerk", en het
overige deel van de ruimte, "wandel-
kerk" geheten. De naam duidt de funk
tie aan: men wandelde er om het ge
bouw en de grafmonumenten te be
zichtigen; soms ook oorlogstrofeeën,
glazen vensters (ook in de 17e eeuw
waren deze beschilderd), het orgel en
andere kunstgewrochten. De gilden
plaatsten als voorheen hun "symbool"
in het gebouw, nu in de vorm van gil-
deborden en gildeglazen.
De overheid stichtte er gedenktekenen
voor helden, onderhield er het "stads-
orgel" en liet het door de stadsorganist
bespelen op middagen en avonden
Kortgene.Eentorendieindekernnoguitde middeleeuwen dateert, het enige bouwwerk op Noord-Beveland
dat de periode overleefd heeft gedurende welke het eiland onder water stond. Sinds 1 530 „met de zee ge
meen", eerste bedijking 1598, herleving Kortgene circa 1690.