14
enkele eeuwen later het silhouet van de
kerken mee gaan bepalen 6).
De kerken werden in de beginperiode
vaak gebouwd met hergebruikte
Romeinse materialen. Ook werden wel
bestaande "heidense" tempels verbouwd
tot christelijke kerken, elders werden ze
afgebroken en hield men de gewijde
plaats in ere door op dezelfde plaats een
kerk te bouwen 7). Er zijn voldoende aan
wijzingen om te veronderstellen dat in die
periode het christendom de oprechte reli
giositeit van de cultussen van de oude
wereld soms aanvaardde en met enig
respect voor het inherent goddelijke van
sommige aspecten van de niet-christelij-
ke eredienst te werk ging. Ook liet men in
een aantal gevallen de tempel, aange
past aan het christelijk gebruik, alleen
maar staan om te voorkomen dat men
tegen lokale sentimenten inging.
Symboliek van de hemelrichtingen
Vanaf het ontstaan van menselijke cultu
ren is er sprake van godsdienst, van het
besef van het bovennatuurlijke; vanaf het
ontstaan van godsdienst is er sprake van
symboliek, van het gebruik van vaak pri
mitieve tekens en voorstellingen om het
goddelijke te verbeelden. De wortels van
iedere cultuur liggen in de symboliek
besloten.
Allesoverheersend voor de symbolische
belevingswereld was van meet af aan de
wetmatigheid van de symboliek van de
hemelrichtingen. Met name de loopbaan
van de zon - van het Oosten (de voorzij
de) naar het Westen (de achterzijde) -
staat hierin centraal. Deze lengterichting
komt tot uitdrukking in de gewijde gebou
wen van vele culturen. Wij noemen hier
van een aantal willekeurige voorbeelden.
De ingang van de Indiase hoofdgrot van
Karli (tussen Bombay en Poena) ligt in het
Westen. Aan het oostelijke einde verheft
zich de Chattah of baldakijn van
Boeddha.
In het Egypte van de farao's was de zon
de belangrijkste god. De tempels werden
daarom zorgvuldig op het oosten gericht
zodat de stralen van de opkomende zon
het allerheiligste konden binnenschijnen.
Daartegenover heerste Osiris over het rijk
van de gestorvenen, het rijk van het wes
ten. Daar werd het zonneschip van
Amon-Re door de gestorvenen met tou
wen door het dodenrijk getrokken, totdat
de morgen aanbrak en de zon weer ver
scheen aan de rand van de oostelijke
woestijn.
Kijken wij in onze eigen omgeving naar
de 5000 jaar oude grafkamers van de
mensen uit de trechterbekercultuur - de
Drentse hunebedden - dan zien we dat
deze meestal in de richting oost-west
gebouwd zijn met de ingang aan de zuid
kant. Het is op zijn minst aannemelijk dat
dit niet op willekeur berust maar te maken
zal hebben met de baan die de zon
beschrijft.
Bij de Indiërs heette het "Oosten" Para en
Purra, dat is "van voren", het "Westen"
Apara en Paschina, dat is "van achteren".
Door de oude leren werd het Oosten
Oirthear, "van voren" genoemd, het
Westen Jar, "van achteren". Bij dit volk
werd voor het Zuiden een woord gebruikt
dat "rechts" betekende en van het woord
Thuaidh, linkerhand, is het woord Tuath
afgeleid, waarmede men de Noordpool
aanduidde. Het hebreeuwse jamin bete
kent zowel "rechts" als "zuidelijk", smaul
zowel "links" als "noordelijk". Zo geldt dit
ook voor ons, bewoners van het avond
land. Ook voor ons is de richtingbepaling
op dezelfde wijze verankerd in de symbo
liek van de hemelrichtingen. Of zoals men
dat noemde, gebaseerd op de "stand bij
uitnemendheid", staande met het gezicht
naar het Oosten en het Westen achter
zich. De rechterhand wijst dan naar het
Zuiden, het land van het licht, de linker
hand naar het Noorden, het land van de
duisternis waar de heidenen woonden.
Duidelijk zal hieruit ook zijn dat in het
algemeen gezegd wordt, dat rechts als
eervoller en beter geldt dan links.
Richten we onze aandacht op de leidraad
voor het christendom - de bijbel - dan valt
het op dat vanaf de eerste boeken van
het Oude Testament tot en met de
Openbaring van Johannes de symboliek
van de hemelrichtingen ons wordt voor
gehouden. Toen de tabernakel volgens
Gods voorschriften - met zijn lengterich
ting van het Oosten naar het Westen -
gemaakt was, kregen Mozes en Aaron de
opdracht om de voorzijde van het heilig
dom te bewaken: "Voorts legerden zich
vóór de tabernakel aan de oostzijde, vóór
de tent der samenkomst aan de kant
waar de zon opgaat, Mozes en Aaron en
diens zonen, die de zorg hadden voor het
heiligdom namens de Israëlieten".
(Numeri 3:38).
In de Openbaring lezen we onder ande
re: "Daarna zag ik vier engelen staan aan
de vier hoeken der aarde, die de vier win
den der aarde vasthielden, opdat er geen
wind zou waaien over de aarde, of over
de zee, of over enige boom. En ik zag
een andere engel opkomen van de
opgang der zon, hebbende het zegel van
de levende God". (Openbaring 7:1, 2).
Voor de christenen is Jezus zelf in de
plaats gekomen van de zon, in het kader
(tekening H B. J. Arendsen).
van de symboliek van "het licht uit het
Oosten". Want zegt hij ook niet "Ik ben als
een licht in de wereld gekomen, opdat
een ieder, die in Mij gelooft, niet in de
duisternis blijve"? (Johannes 12:46).
Hoewel de echte bewijzen ontbreken is
ook altijd en onverdeeld aangenomen dat
Jezus aan het kruis heeft gehangen met
de rug naar het oosten en het gezicht
naar het westen, als heenziende naar het
middelpunt der christelijke eenheid.
Vandaar dat het crucifix in de triomfboog
in de middeleeuwse kerken op dezelfde
wijze moest hangen, ten aanschouwe van
de leken-kerkgangers, wier blik naar het
oosten was gericht. Het opdragen van de
H. mis door de priester moest in die
periode altijd in oostelijke richting plaats
vinden. Het gevolg hiervan, het met de
rug naar het kerkvolk gekeerd zijn, werd
als logisch en niet storend ervaren. Men
trok immers sèmen op naar de Heer en
dat was oostwaarts.
Ondanks de smalende vaststelling van
heidense zijde dat de christelijke eerbied
voor het Oosten niet fundamenteel van de
oeroude heidense gebruiken afweek,
hebben de christenen van de eerste eeu
wen zich hierdoor niet van de wijs laten
brengen. Het Oosten wordt voor hen in
versterkte mate de richting van de
opgang en van het heil.
De schriftelijke vastlegging van de bouw-
linie - een denkbeeldige lijn, getrokken
door het midden van schip en priester
koor, van het Westen naar het Oosten - is
dan ook gebaseerd op de Apostolische
Constituties. Dit is een verzameling van
schriftelijk vastgelegde gebruiken en ver
ordeningen, die teruggaan tot omstreeks
het jaar 250. Deze omvangrijkste kerkor
de uit de vroege Kerk heeft zijn definitie
ve vorm gekregen in de 4de eeuw en