15
gold vanaf die tijd als belangrijkste lei
draad.
Ter illustratie geven wij een vertaling weer
van een deel van de tekst uit de
Apostolische Constituties: "Het past
immers in de Kerk te staan als verstandi
ge mensen, nuchter en waakzaam, en
met de oren open voor Gods Woord.
Daarna verheffen allen zich tegelijk van
hun plaatsen, richten hun blik naar het
Oosten, en als dan de geloofsleerlingen
en de boetelingen buitengegaan zijn,
behoren zij tot God te bidden, die de
hemel des hemels bestijgt "bij de
Opgang" (Ps. 68, 34). Daarbij herinneren
zij zich ook hoe men oorspronkelijk in het
bezit was van het Paradijs in het Oosten,
waaruit echter de eerste mens werd bui-
tengeworpen toen hij Gods gebod veron
achtzaamde, daartoe verleid door de ver
lokking van de slang" 8).
Niet zo vanzelfsprekend
Het wezenlijke belang van de oriëntatie
op het Oosten zal ondertussen duidelijk
zijn. Het is de H. Dunstan, in de 10e eeuw
aartsbisschop van Canterbury, aan wie
we de sinds die tijd algemeen gehanteer
de benaming "heilige linie" te danken
hebben 9).
Toch zijn een aantal hiermede verband
houdende zaken minder vanzelfsprekend
dan het lijkt Met name betreft dit het uit
gangspunt of inderdaad het koor met de
apsis aan de oostzijde gelegen dient te
zijn of dat de oostzijde juist als ingang
dient te fungeren. Zelfs de voorschriften
in de Apostolische Constituties blijken de
geleerden lang niet altijd tot een eenslui
dende mening te hebben gebracht,
getuige bijvoorbeeld de volgende tekst:
"Het Huis dient langwerpig te zijn, gericht
op het Oosten, met aan beide zijden
"pastoforiën", ook naar het Oosten, en het
moge gelijken op een schip" 10).
Tegenover een meerderheid van de ker
ken met het koor aan de oostzijde, zien
we dan ook in de vroege periode een niet
gering aantal met het koor juist aan de
westzijde en de ingang in het oosten.
Ook hier constateren we een parallel met
heiligdommen uit de vóor-christelijke tijd,
waar we wisselend de ingang in het oos
ten of in het westen aantreffen. Wel is het
zo dat in alle gevallen de priester, als ver
tegenwoordigend de offeraar Christus èn
het offerende volk, met het gezicht naar
het Oosten stond, óók in de kerken waar
de altaarnis naar het Westen was
Uit het verlangen om èn priester èn volk,
beide naar het Oosten te doen zien is te
verklaren dat in een latere periode de
w--o
Plattegrond van de romaanse dom van Bamberg, waarvan de bouw aanving in 1007 Oostelijk en westelijk koor
Westerwerk met zware torens. Doordat ook het transept geheel naar het Westen is verschoven ligt het zwaartepunt van
de symboliek geheel aan deze zi|de.
meer volkomen geachte inrichting van het
sanctuarium in het Oosten, gemeengoed
is geworden. We zijn daarmee in de
periode van de gotiek - en daarmee van
de strikte oriëntering - beland, de tijd
vanaf omstreeks het midden van de 13de
eeuw.
Een zeer interessante "tussenfase" tus
sen de eerste periode en deze periode
van de gotiek is het tijdperk van ongeveer
tweehonderdvijftig jaar en wel vanaf het
begin van de 11de eeuw, aangeduid als
de Romaanse periode. Dit is bij uitstek de
tijd van het spanningsveld, waarin de
symboliek zich uitdrukkelijk richt op zowel
Oost als West. De oorspronkelijke basili-
cale ruimterichting wordt veronacht
zaamd en het kerkgebouw krijgt door ver
dubbeling van dwarsschip en apsis, dus
door de vorming van een oostelijk èn een
westelijk koor, een pseudo-centrale aan
leg.
Het is de tijd van de crypten - vaak aan
beide zijden - met daarboven het hoog
koor. De tijd vooral ook van de verheffing
van het kerkgebouw tot de hemelse
burcht. Het uitwendige van de kerk maakt
met de vele torens en de kleine vensters
een gesloten indruk, met de afweerge-
dachte geconcentreerd op de westelijke
gevel. Dit was bij uitstek de plaats, vaak
geheel gesloten, waar men zich teweer
stelde tegen de demonen; de gewijde
beelden beletten de vijandig gezinde
krachten het heiligdom binnen te dringen.
Een schitterend voorbeeld van het
burchtachtige karakter van de romaanse
kerk zien we in Maastricht als we tegen
de westelijke gevel van de Onze Lieve
Vrouwekerk omhoog kijken.
Afwijkingen
Wij dienen ook de vraag aan de orde te
stellen welke kerken wij als georiënteerde
kerken aanmerken. Zijn dat alleen de ker
ken die zuiver naar het Oosten gericht
zijn, dus naar het punt waar slechts twee
maal per jaar de zon opkomt; en wel op
het tijdstip van dag- en nachtevening, op
21 maart en 23 september? Het antwoord
luidt ontkennend. De min of meer zuiver
oost-west gerichte kerken maken waar
schijnlijk wel de meerderheid uit. Dit zal
gebaseerd zijn op het streng vasthouden
aan de liturgische, reeds in de
Apostolische Constituties meegedeelde
voorschriften. Maar in zeer vele gevallen
worden niet geringe afwijkingen gecon
stateerd. En dat zonder enige aanwijzing
dat het principe van de oriëntatie door de
bouwers niet is geëerbiedigd.
Johannes Beleth, een toonaangevend
liturgist die omstreeks 1150 in Parijs
gevestigd was, schrijft uitdrukkelijk voor
om de kerklinie naar het oostpunt te
bepalen. Tegelijkertijd konstateert hij
evenwel dat men in vele gevallen opzet
telijk de lengteas bepaalde naar het punt
van zonsopgang in het zomersolstitium;
het punt waar de zon opkomt op 21 juni,
het begin van de zomer. Dus meer naar
het noordoosten. Durandus maakt hon
derd jaar later in feite dezelfde opmerkin
gen, maar zegt niet of degenen die van
de zuivere oost-west richting van dag- en
nachtevening afweken, zich richtten naar
de zomer- of winterzonopkomst. Dus of
men koos voor een meer naar het noorden
of naar het zuiden afwijkende richting 11).
Men heeft ook wel de volgende verklaring
aangenomen. Het volk kwam 's avonds