15 de bestaande gevel afgebroken werden: de vervallen woonhuisjes (die succesie- velijk door de kerkvoogden waren aange kocht), maar ook de traptoren, de beide ingangen en tenslotte de schoorsteen. Het oude muurwerk werd ter dikte van een halve steen afgekloofd. De zandste nen traceringen in de vensters uitgebro ken en vervangen door houten ramen met grote ruiten. Gezien de tekening van Tuy- ter is eigenlijk deze passage uit het rap port Frederiks d.d. maart 1903 niet duide lijk; wij zien geen traceringen in de West- ramen. mogelijk waren deze aan de Noordkant nog wel aanwezig. De omlijs tingen. eveneens van natuursteen, wer den met cement volgesmeerd en de ven sters zelf gedeeltelijk dichtgemetseld. Tegen de afgekloofde voorgevel metsel de men een nieuw front van hardgrauwe moppen. In hoofdzaak werd Franse steen gebruikt, een materiaal dat helaas slecht bestand is gebleken tegen de invloeden van weer en wind. De afbraak van de traptoren bracht met zich mee dat de bekapping voortaan slechts met grote moeite bereikbaar was. Verder zou de verlimmering te baat geno men moeten worden om in de bekapping twee oplopende houten kokers aan te brengen voor de toevoer van verse lucht in het bovengedeelte van de kerk. Een dergelijke voorziening was nodig om tegemoet te komen aan het in 1849 gesignaleerde manco aan verse lucht. Bij een middelmatige opkomst der leden was men namelijk aan een 'onaangemane en voor de gezondheid nadelige stiklucht' blootgesteld, hetgeen men bij het binnen komen van een zo pas verbeterd en 'door deszelfs verhevene bouworde inderdaad schoon gebouw, aldaar niet zoude ver wachten'. Een en ander hing samen met het aanbrengen van een verlaagd pla fond in verband met de verwarming en om stilistische redenen. Die verkleinde ruimte en de verwarming, maar ook de gasverlichting maakten het probleem van de ventilatie actueel. Eveneens bleek nog behoefte te bestaan aan een tijdelijk verblijf voor de dienst doende predikant voor en na de gods dienstoefening. Het ging om een togaka mertje. Deze zaak heeft te weinig ver band met de gevel om haar helemaal in extenso hier uit de doeken te doen. Elders zal deze kwestie een keer ter spra ke gebracht worden. De vormgeving Wij zien op de litho na de verandering in 1852 een neogotische voorgevel. De beide puntgevels werden versierd met trappen en niet met hogeis ,6). Opvallend is voorts de beëindiging van de vertikale elementen in de gevel door een 'pirami de' (obelisk) met vermoedelijk een ijzeren bekroning. De siernaald in de vorm van een kleine Egyptische obelisk kwam in de plaats van de middeleeuwse pinakel. Boven de beide grote ramen in de West gevel werd een roosvenster gemaakt op de plaats waar vroeger een zolderluik had gezeten. De roosvensters werden vroeger bij voorkeur in de Westgevel van kathedralen gemaakt en voorzien van gebrandschilderd glas. Hier zijn ze echter niet gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking, maar als een wiel (radvenster). Zou er voor de vulling van het randlicht ook gebruik gemaakt zijn van gebrandschilderd glas? Wij mogen aannemen dat dit niet het geval was of hoogstens een paar gekleurde schijfjes. De nieuwe hoofdingang werd in het mid den van de voorbouw geprojecteerd, waarvan de vormgeving aansluit op die van de gevel zelf. Aan weerszijden van de hoofdingang, uiterst links en rechts, werden toegangen van bescheidener for maat toegevoegd. De bouwtekening van Grauss verschaft bijzonderheden over de vormgeving en afmetingen van de voorbouw. De poort portalen lijken diep in een zware muur geplaatst zonder tochtportaal. De voor bouw vormde op zichzelf reeds een beschutting voor de eigenlijke toegangen tot de kerkruimte. Op de bouwtekening liggen die toegangen niet direct achter die van het voorportaal, maar asymme trisch. Dit is anders wel het geval op een opmetingstekening van de plattegrond van de Nieuwe Kerk uit 1878 van Redten- bacher17). Het is niet met zekerheid uitte maken of deze verandering, waardoor de symmetrie ook achter de voorbouw door gevoerd werd, direct of nadien uitge voerd is. Opmetingstekening van de Nieuwe- en de Koorkerk in 1878, gemaakt door Redtenbacher (Tekemngenarchiel van de Ri|ksdierist voor de Monumentenzorg ie Zeist

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1993 | | pagina 15