18
Detail van een hoektorentje, uitkijkplaats bij uitstek (Folo M. de GofFau)
B en W niet in de wind geslagen. In 1884
wordt aan een tweetal deskundigen, de
vaste adviseur van de gemeente J.H.
Hannink te Goes en de bekende Middel
burgse architect J.A. Frederiks, een per
soonlijke vriend van burgemeester J.A.
van der Mandere, opdracht verstrekt om
'een volledig verslag te doen uitbrengen
omtrent de werkelijke toestand en de mid
delen te doen opgeven die voor een
deugdelijke verbetering noodig zijn.' In
hun verklaring aan Gedeputeerde Staten,
waarom 100,- wordt besteed aan een
rapport over de toestand van de toren,
schrijven B en W: 'Gras en onkruid groei
en op vele plaatsen welig tusschen de
voegen van het metselwerk, de hoekto
rentjes verkeeren in slechten staat, en
ook het houtwerk en de bedekking van
de spits eischen verbetering.'
In juli 1885 bevindt het rapport van Han
nink en Frederiks, dat jammer genoeg
niet meer te vinden is in het archief van
de gemeente, zich bij de ingekomen stuk
ken op het gemeentehuis. Het is een
teken aan de wand dat pas op 30
december 1885 de gemeenteraad op de
hoogte wordt gesteld. B en W weten er
niet goed raad mee. De raming van de
kosten beloopt 4.500,- a 5.000,- en
dat is een gigantisch bedrag. De
gemeenteraad accepteert het voorstel
van B en W om 'deze stukken in handen
te stellen van B en W om later met een
voorstel tot den Raad te komen, of het
mogelijk is en op welk eene wijze de
daarvoor vereischte gelden van het Rijk
kunnen worden bekomen.'
Jaren blijft het dan stil. Van het aange
kondigde voorstel aan de gemeenteraad
komt blijkbaar niets en ook de gemeente
raad zelf laat het op zijn beloop. In de
wandelgangen zal er af en toe wel over
gesproken zijn, maar dat is niet aan het
papier toevertrouwd. Pas in 1898 horen
we er weer iets over, Op 12 januari van
dat jaar wendt de kerkvoogdij zich met
een brief tot de gemeente om er op te wij
zen, dat door naar beneden vallende
brokstukken niet alleen de kerk, maar
zelfs het orgel schade kan oplopen. De
kerkvoogdij stelt de gemeente op voor
hand aansprakelijk en dringt aan op
spoedige maatregelen. De reactie van de
zijde van de gemeente is uiterst laconiek:
'Wordt besloten alvorens eene beslissing
daarop te nemen, zich te wenden tot de
heer J.A. Frederiks te Middelburg en
deze te verzoeken de toestand betreffen
de die metselwerken eens op te nemen
en in geschrift te brengen, teneinde een
overzicht te verkrijgen dienaangaande'.
Weer vernemen we enkele jaren niets, tot
dat in de gemeenteraadsvergadering op
28 augustus 1902 mededeling wordt
gedaan van het ongunstige rapport dat
door de aannemer D. van Maris is uitge
bracht. Dit naar aanleiding van de erva
ringen tijdens de jaarlijkse schoonmaak
beurt in de toren: 'Volgens dien rappor
teur regent het door tot op den laagsten
zolder en verkeert één der kleine toren
tjes in zulk een slechte toestand, dat
gevaar niet uitgesloten is.' Men twijfelt: