De herbouw van de Hervormde Kerk van
Westkapelle na de brand van 1831
I?
1
1
J
1
Tu:
T.H. VON DER DUNK
Inleiding
In de eerste helft van de negentiende
eeuw zijn er in Nederland nauwelijks nieu
we grote protestantse kerken gebouwd.
De bevolkingsgroei was, ook in de ste
den, vrij minimaal, en in de behoefte aan
bedehuizen werd door de bestaande
afdoende voorzien
De weinige nieuwe exemplaren van bete
kenis die verrezen dankten hun ontstaan
vaak aan een brand. Zo ging in 1811 in
Sluis de Sint Janskerk verloren 2), in 1832
de gotische Lievensmonsterkerk van Zie-
rikzee 3), en in 1838 de Grote Kerk van
Hoorn 4). In Amsterdam brandde in 1822
de Ronde Lutherse Kerk vrijwel geheel
uit. In Sluis en Zierikzee verrezen daarop
neoclassicistische bouwwerken, in Hoorn
werden de ruïnes opgelapt en na de
modernisering slechts van een eigentijd
se facade voorzien. In Amsterdam ten
slotte werd de Lutherse koepel in licht
gewijzigde vormen hersteld.
Minder bekend is, dat in 1831 ook de gro
te laatgotische, vermoedelijk uit het mid
den van de vijftiende eeuw stammende,
driebeukige hallek.erk van Westkapelle op
Walcheren in vlammen opging In dit
geval was niet, zoals elders vaak het
geval, een onvoorzichtige loodgieter de
oorzaak geweest, maar waarschijnlijk
blikseminslag. Op de toren was namelijk
in 1817 een kustlicht geplaatst, en dit had
in de nacht van 14 op 15 maart 1831
vlam gevat5). Anders ook dan bij de
zojuist genoemde stadskerken, maakte
het grote oude gebouw plaats voor een
zeer bescheiden gebouwtje, dat inmid
dels ook al weer verdwenen is. Over de
totstandkoming daarvan gaat onder
staand kort opstel 6).
Bestandopname na de brand
De ochtend na de brand, 15 maart 1831,
resteerde van de oude kerk slechts een
uitgebrand karkas. Enige bewaarde teke
ningen maken duidelijk hoe zwaar de
schade was. Dak en gewelven waren
compleet verdwenen, evenals alle glasra
men. De pijlers en arcades stonden welis
waar nog met de buitenmuren overeind,
maar in tal van bogen waren forse scheu
ren gekomen. Alleen de 'boosdoener' de
toren zelf, had de ramp naar het lijkt vrij
wel ongeschonden overleefd.
De schade was zo groot, dat men ver
moedelijk niet eens meer serieus aan her
stel gedacht heeft en direct nieuwbouw
op een andere plek, meer centraal in het
dorp, overwoog. Men heeft alleen de
toren als vuurbaken behouden en deze
functie vervult hij nog steeds.
De bouw van een nieuwe kerk was in
deze decennia echter geen zaak, die
men ter plekke even kon regelen. Vanaf
1824 was een Koninklijk Besluit van
kracht dat bepaalde dat er zonder
instemming van het rijk geen kerk
gebouwd, gesloopt of veranderd mocht
worden, hoe evident de noodzaak daar
toe ook mocht zijn 7). In dit geval moest
het Ministerie voor Hervormde Eeredienst
om toestemming gevraagd worden, dat,
nadat het deze verleend had, voor de
praktische afhandeling en bouwkundige
begeleiding gewoonlijk het zogenaamde
Provinciaal College van Toezicht inscha-
Ruïne van de middeleeuwse kerk na de brand van 14 maart 1831. Gezicht uit het zuiden Tekening door L J. Dhae-
nens, z.j. (RAZZGZI II 1332 A)
H, f
j l;/"#' CJ.
i; i
F
\l