I
Blauwborst, Baardmannetje, etc Zowel in België
als in Nederland verzorgde hij regelmatig, zeker
in de zestiger en zeventiger jaren, dia-avonden
met eigen materiaal, becommentarieerd vanuit
eigen veldervaringen. Zijn foto's verschenen in
tal van boeken en vogeltijdschriften onder meer
in de Avifauna van oostelijk Zeeuws-Vlaanderen
van Buise Sponselee (1975).
Zijn vogelactiviteiten brachten hem in heel wat
Europese landen. Zijn reizen naar Noorwegen
(Lofoten en Hardangerfjord) en naar IJsland,
met de tent met die andere beroemde fotograaf
Hubert Lehaen, hebben hem het sterkst geïmpo
neerd. De Waddeneilanden heeft hij veelvuldig
bezocht. De Kalmthoutse heide, de Kraenepoel,
het Zwin, de IJzermonding hadden voor hem
geen geheimen. Het Meetjesland, het Land van
Waas, de Gentse Kanaalzone en gans Zeeuws-
Vlaanderen kende hij als zijn broekzak. Uit zijn
nota's bleek dat hij heel vertrouwd was met Ver
dronken Zwarte Polder, Grote Gat, Groot Eiland,
Canisvliet, Saeftinghe, Putting, Hoofdplaat,
Braakman (voor de inpoldering!), etc. De bossen
en heiderelicten te Wachtebeke en Moerbeke
waren zijn geliefkoosde plekjes voor observaties
naar Wespendieven en Nachtzwaluwen.
Hij publiceerde heel veel korte stukjes rond tel
kens een bepaalde vogelsoort in allerlei vogel
tijdschriften maar ook in de dag- en weekblad
pers. Vaak betrof het een mix van vrij veel Duits
bronnenmateriaal en eigen materiaal. In het ka
der van zijn onderwijsopdracht liet hij door zijn
klassen ook allerlei werkstukjes/publicaties ver
zorgen, onder meer een reeks vogelboekjes be
kent als de "Alcedo-reeks", waarvan er minstens
12 verschenen. Zo liet hij de avifauna van West
Zeeuws Vlaanderen van H.Enkelaar herverschij-
nen, de monografie over de Roodborsttapuit van
Broeder Agatho en de eerste avifauna van Ca
nisvliet van Johan van den Steen.
Drukker-tekenaar-fotograaf was hij een groot
liefhebber van boeken. Hij kocht heel veel boe
ken vaak niet zozeer om de tekst maar om de
illustraties. Het zal mij steeds bij blijven de wijze
waarop hij een boek groot formaat uit een rek
haalde, het opensloeg en terwijl hij de bladen
omsloeg zijn hand over de illustraties liet glijden,
het papier bevoelde Het was de houding van
de ervaren technicus maar evenzeer van de fijn
gevoelige, getroffen mens die het mooie lief
heeft. De estheticus die met het oog of de lens,
het penseel of het potlood datgene wat hem
(ont)roert op een drager poogt vast te leggen.
Vaak sprak een foto of tekening hem meer aan
dan de tekst.
Onze eerste ontmoeting dateert van de lente
van 1963 te Langerbrugge op de in aanleg zijn
de industrieterreinen ten oosten van het kanaal
Gent-Terneuzen, Het was de plek waar van 8 tot
13 april 1962 de eerste Steppekievit voor België
was gezien. Een gebied van opgespoten terrei
nen, plassen en braakliggende grond. Een waar
vogelparadijs waar hij bijna dagelijks was aan te
treffen. Van bij het begin van de bouw van Sid-
mar had hij een toestemming om die terreinen te
betreden en hij maakte daar gretig gebruik van
voor het bestuderen van Kluten, Kleine Plevie
ren en Visdieven.
Het soorten jagen was hem vreemd. Hij was een
bespieder. Een ganse dag bij de Konijneputten
post vatten voor drie korte waarnemingen van
een Woudaapje; waar vind je nog zulke voge
laars? Op de dagdagelijkse vogels uit zijn omge
ving raakte hij nooit uitgekeken. Hij had zijn ate
lier ingericht in de toren van de normaalschool
van waaruit hij generaties Kauwen en Kokmeeu
wen mocht ontmoeten.
Ook het homologeren van waarnemingen vond
hij maar niks. In de vele gesprekken die we heb
ben gevoerd zeker toen hij huistekenaar was
voor Veldornithologisch Tijdschrift hebben we
het daar vaak over gehad. Hij vond het beoorde
len van andermans waarnemingen maar niks.
Toch waren er weinig initiatieven i.v.m. vogel- en
natuurbescherming die hij niet verwelkomde.
Zeker als het te maken had met het enthousias
meren en stimuleren van jongeren.
Vandaag brengen vogellijnen, webcams en in
ternetsites vogelnieuws over de ganse wereld in
een fractie van een seconde. In het midden van
de twintigste eeuw was dat wel even anders.
Voor "hot news" moest je mekaar tegenkomen in
het veld want mobiel bellen of "opbiepen" was
er niet bij. Zo deed iedereen zijn eigen opmerke
lijke waarnemingen maar bleven deze vaak in
het notaboekje "begraven".
Simeon hanteerde een fichenstelsel op soort,
niet per gebied. Op die fiches stonden veel de
tails rond broedgedrag van zijn favoriete soor
ten. Waarnemingen van "toppers" vind je dus
nauwelijks onder zijn naam. Wel deed hij de eer-
19