Uitstel stikstof ver wijdering t/m 2002 Calamiteiten coördinator In het Lozingenbesluit Wvo stedelijk afval water staan de regels voor het lozen van stedelijk afvalwater. De reeds bestaande regels inzake fosfaat- en stikstofverwijdering zijn in het besluit opgenomen. Dit houdt onder andere in dat per 1 januari 1998 het waterschap wettelijk verplicht is 75% van de stikstof uit het water te verwijderen. Het verwijderen van stikstof uit het water is een zuiver biologische zaak. De bacteriën in de beluchtingstank van de zuiveringsinstal latie beschouwen stikstof als voeding. In de tank zetten ze met behulp van zuurstof stik stof om in nitraat. Vervolgens wordt in een niet belucht, dus zuurstofloos gedeelte, nitraat omgezet in stikstofgas. Dat gas gaat gewoon in de lucht op. Een stikstofreductie van 75% vergt nogal wat kostbare aanpas singen aan de zuiveringsinstallaties. Bij de afvalwaterzuiveringsinstallatie Walcheren te Ritthem moeten de beluchtingstanks bij voorbeeld vier keer zo groot worden. De zuiveringsinstallatie Willem Annapolder, een oxydatiebed-installatie, vereist een andere techniek. Omdat met die techniek nog weinig ervaring is opgedaan, is nader praktijkonderzoek nodig. Het bouwen van extra beluchtingstanks en het onderzoek vergen een termijn van min stens vier jaar. De totale kosten die met de te nemen maatregelen gemoeid zijn, worden geschat op ca. 60 miljoen gulden. Om een en ander te kunnen financieren, zou het water schap de verontreinigingsheffing met 22,- per v.e. moeten verhogen, wat neerkomt op een verhoging van 22% ten opzichte van het huidige tarief! Het bestuur van het water schap vindt een dergelijke verhoging maat schappelijk niet verantwoord en verzocht de Rijksoverheid via de Unie van Waterschappen om uitstel. Het resultaat hiervan is dat een aantal waterschappen uitstel heeft gekregen. Waterschap Zeeuwse Eilanden krijgt uitstel tot en met het jaar 2002. Een waterschap kan te maken krijgen met verschillende calamiteiten. Voor incidenten op gebied van waterverontreiniging, bijvoor beeld olie in een sloot, moet zo snel mogelijk de juiste persoon benaderd worden. Meestal wordt een calamiteit telefonisch gemeld bij het waterschap. Kleine incidenten worden direct doorgegeven aan de desbetreffende functionaris, in het geval van olie in een sloot bijvoorbeeld aan de districtsopzichter Water beheer. Ook als er een schip op de dijk terecht komt, of bij een dijk- of oeverval is het van groot belang dat snel maatregelen genomen kunnen worden. Binnen de ver schillende sectoren zijn afspraken gemaakt hoe men in zo'n geval handelt. Het 'Draai boek dijkbewaking Zeeuwse Eilanden' is daar een duidelijk voorbeeld van. Als meerdere sectoren, of andere instanties dan het waterschap, met een ramp te maken krijgen, moet er meer geregeld worden. Daarvoor is bij waterschap Zeeuwse Eilanden een calamiteitencoördinator aangesteld: ir. Hans van de 5ande, afdelingshoofd Plan vorming Waterkeringen. Hij bereidt een cala- Zolang er waterschappen bestaan, wordt er gejaagd op gronden en terreinen en gevist in wateren van het waterschap. De waterschap pen staan dit al zo lang toe, dat er sprake is van 'verworven rechten'. Uitoefening van de jacht is voor het waterschap van groot belang. Wild kan namelijk ontzettend veel schade veroorzaken aan dijken en terreinen. Bovendien kan het waterschap aansprakelijk gesteld worden voor wildschade aan een aan grenzend perceel grond, wanneer de eige naar van dat perceel kan aantonen dat hij alle mogelijk middelen heeft aangewend om de schade te beperken en dat het waterschap de jacht niet of onvoldoende heeft uitge voerd. Bij het vissen heeft het waterschap minder directe belangen. Het wordt welis waar beschouwd als een instrument voor het visstandbeheer (actief biologisch beheer) en levert inkomsten op, maar is geen 'must' voor het waterschap. Andere aspecten zoals de sociale functie van het waterschap, het recre atief medegebruik, de reeds van oudsher ver leende rechten en de geringe perceptiekosten zijn dermate zwaarwegend dat het vissen in waterschapswateren toegestaan wordt. Bij de fusie bleek dat de vier voormalige waterschappen verschillend handelden bij het uitgeven van jacht- en visrechten, hoewel zij alle uitgingen van de wettelijke mogelijkhe den van de Jacht- en Visserijwet. Dit was voor het nieuwe waterschap reden om alle geslo ten overeenkomsten te inventariseren en het beleid opnieuw vast te stellen. Dit resulteerde in de beleidsnota Jacht- en Visrechten, waar mee het dagelijks bestuur onlangs akkoord ging. De nota volgt de al eerder ingeslagen koers om, waar mogelijk, de jachtrechten aan wildbeheereenheden (WBE's) te verhuren steeds voor perioden van zes jaar. Aan enkele WBE's kan zelfs voor perioden van twaalf jaar worden verhuurd. Een WBE is een vereniging van jagers met jachtvelden in een bepaalde regio met als doel het bevorderen van een evenwichtige wildstand, de totstandkoming van een gemeenschappelijk jachtbeleid en een optimale bejaging van s'chadelijk wild door een goede verdeling van de in de beheerde regio gelegen gronden en wateren onder de deelnemende jagers. Om vergelijkbare redenen zullen visrechten - voorzover het daarbij gaat om het vissen met hengels - voor perioden van zes jaar worden verhuurd aan hengelsportverenigingen, die vervolgens vergunningen aan hun leden uit geven. Aan personen die tot nu toe met fuiken of andere vistuigen hebben gevist zullen na afloop van de bestaande regelingen nieuwe huurovereenkomsten voor een periode van zes jaar worden aangeboden. De nota Jacht- en Visrechten kunt u inzien op het bureau Juridische Zaken, tel. 0113-241292. Wilt u inlichtingen over de nota, dan kunt u bellen met de heer A. Dommisse van dit bureau.

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 1996 | | pagina 10