WALCHEREN IN WOORD EN BEELD
10
pen van omstreeks 1600 vond, lijkt het aannemelijk, dat dit stuk reeds in den eersten tijd der
walvischvangst is medegebracht.
Een stel halswervels (no 8 in ons museum), opgevischt uit de Zeeuwsche stroomen. De hals
wervels zijn bij den Groenlandschen walvisch alle samengegroeid. Dit is het eenige exemplaar,
in een Nederlandsche verzameling aanwezig, voorzoover aan Dr. A.B. van Deinse bekend'.
v.Veen, Domburg
In de duinen van het waterwingebied van Oranjezon, in het uiterste puntje van de gemeente
Veere, staat heel onopvallend, ver van alle wandelroutes, tussen de duintjes aan de boskant
een eenvoudige verweerde grafsteen. Het opschrift luidt:
"Dansk Styrmand"
Ch. A.H. Nisfen
1850 - 1883
Letterlijk vertaald 'Deense stuurman' enz.
Er zijn waarschijnlijk weinig mensen die dit weten en ook zijn er geen mooie volks- of spook
verhalen over bekend zoals bijvoorbeeld over het ronde putje in Souburg.
Aannemende dat hier inderdaad iemand begraven ligt, rijst de vraag waarom op deze
ongewone eenzame plek. Het raadsel wordt nog groter na het lezen van de volgende proces
verbalen uit 1883, het tweede jaartal dat op de steen voorkomt.
Pro Justitia
Procesverbaal I
Heden den zeven en twintigsten juli 1800 drie en tachtig, des namiddags ten zeven uren, heb ik
Gillis Pieter Wijnmalen, burgemeester van Vrouwenpolder c.a. wonende te Veere, mij
begeven naar het strand der gemeente Vrouwenpolder en de hofstede 'de Oranjezon', ter
plaatse door Willem Walraven, onder-strandvonder, wonende te Vrouwenpolder, aangewe
zen en bevonden, dat aldaar was aangespoeld een lijk van het mannelijk geslacht, naar gissing
oud 50 k 60 jaar, lang 1,65 meter, gekleed met blauw wollen hemd, een dito onderbroek, een
gestreepte wollen broek, een laars aan den rechtervoet en donker grijze kousen, alles onge
merkt.
In den rechter zal van de broek bevonden zich 2 sleuteltjes, een knipmes en een draadnagel.
Het aangezicht was geheel ontvleescht zodat geen signalement kon worden opgenomen.
De gemeente-geneesheer Adolphe Geill, die mij vergezelde, heeft mij na onderzoek van het
lijk verklaard, dat door hem geene uitwendige beleedigingen daaraan zijn waargenomen,
waaruit zou moeten worden afgeleid dat een geweldigen dood zou hebben plaatsgehad en
mitsdien de oorzaak van den dood het gevolg is van verdrinken.
Uit hoofde van den vergevorderde staat van ontbinding heb ik het lijk ter stond doen