STROPERSDAGBOEK (4) F. Prims: Geschiedenis van Antwerpen. Deel VIII, le boek. Antwerpen 194] p 197-209 en 249-250. F. Prims: Antwerpiensia 1950 en 1951 (21e en 22e reeks). Antwerpen 1951, p. 47, 49, 75, 79-80 en 96; en 1952, p. 38-40 en 43-44. Resolutiën der Staten-Generaal van 1576 tot 1609, bewerkt door: N. Japikse en H.FI.P. Rijperman. 's-Gravenhage 1915-1970. 14 delen. Deel 5, p. 20-21, 25-27 en 103; en deel 10, p. 32, 370 en 405. Vroeger was het veiliger en goedkoper om te gaan stropen dan nu. Om te beginnen moest men alles lopend doen, want vooral de binnenwegen waren anders onbegaanbaar. Bovendien bezat niemand telefoon en kon men de politie of jachtopziener niet snel waarschuwen. Ook de boetes waren veel lager, zeker de eerste keer. Werd het na een paar keer zo hoog dat men niet kon betalen, dan ging men maar een paar dagen zitten. Zelf ben ik tot de con clusie gekomen dat, nu er jagersverenigingen zijn en politie met honden, je maar beter niet meer kunt gaan stropen. Als er maar één is die in het veld een lichtje ziet of hoort schieten, wordt dadelijk de politie gebeld,die in de kortste tijd de hele omgeving afzet. Nee, als men dan toch wil stropen, is het beter om het te doen zonder geweer of licht. Dat kan b.v. op patrijzen. Iedere natuurkenner weet dat patrijzen na het uitbroeden tot het volgende broedseizoen bij elkaar blijven. Zo'n nest patrijzen heeft een 'roest' waar ze 's avonds bij elkaar kruipen om de nacht door te brengen. Zo'n 'roest' ligt bij voorkeur op een droog stuk land en een beetje beschut tegen de wind. Omgeploegd tarweland geniet de voorkeur en elke stroper wist dat en kon tevens het roest herkennen aan de uitwerpselen. Het was dan voor hem een klein kunstje om met licht maan er met een groot visnet heen te gaan om even die patrijzen te vangen. Iets dat ook nu nog wel gebeurt. Met kunstlicht patrijzen vangen is bijna onmogelijk, omdat ze in dat licht niet te onderscheiden zijn van hun omge ving. Ze blijven dan net zo lang zitten tot men er voorbij is en dan vliegen ze weg. Ook fazanten kun je tegenwoordig 's nachts vangen. Vroeger sliepen alle fazanten op een beschut plekje op de grond. Tegenwoordig worden er door de jachtopzieners van de heren fazanten gefokt die later voor de jacht worden uitgezet in het jachtveld. Het schijnt dat die liever onder hout of in de bomen of struiken slaapt. Het is dan voor een stroper bij lichte maan goed mogelijk om ze met een 6 of 9 millimeter buks, die bijna geen geluid maakt, te schieten.Vroeger werd ook wel gewerkt met stroppen. Dat was een goedkope manier van stropen, maar het nadeel was dat, als je ze 's avonds ging zetten, je de andere morgen weer moest gaan kijken of je wat gevangen had. Je liep dan vlugger in de gaten, dus als je ging kijken, moest je eerst wel opletten of er geen jachtopziener in de buurt was. Als er een haas of konijn in zat, moest je hem er niet direct uithalen, maar eerst wat rondlopen of werken en de stroppen 6

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1984 | | pagina 8