Als jongen kwam Frans met zijn oudere broer Jacob aan boord van het vis
sersscheepje van zijn vader te varen en leerde daar de beginselen van het zee
manschap. Het was een armoedig bestaan op de visserij en velen trachtten er
als loodsman wat bij te verdienen. Zo ook Frans, die in 1775 huwde met Sara
Johanna Hoevenaar en toen de zorg voor een gezin kreeg te dragen.
Van een georganiseerd loodswezen, zoals wij dat kennen, was in die tijd nog
geen sprake. Al eeuwen lang werd het beloodsen van zeeschepen in de Neder
landse zeegaten uitgeoefend door vissers en zeelieden die daar plaatselijk
bekend waren.
Waarborgen voor een betrouwbare beloodsing ontbraken veelal en niet zelden
hielden ook niet-vakbekwame lieden zich met dit bedrijf bezig.
Om hierin verbetering te brengen vaardigde reeds in 1484 Philips de Schone
een Ordonnantie uit, die regels bevatte voor het beloodsen op het Zwin. Van
internationale betekenis is het Zeerecht van Wisby dat uit het begin van de 16e
eeuw stamt. Genoemd kan ook worden het Plakkaat inzake deze regeling, dat
Philips II hier te lande in 1563 uitvaardigde. Later hielden ook de havens van
enige importantie zich met de reglementering bezig en bekend is ook dat de
Verenigde Oostindische Compagnie regulerend optrad door het aanstellen van
vaste loodsen.
Ongetwijfeld zal ook het stadsbestuur een regeling hebben gehad voor het
beloodsen van schepen, maar vermoedelijk is dit bij de brand van het stadhuis
in 1809 verloren gegaan. Wel is een 'Reglement op de Lootsluyden' van de stad
Middelburg bekend uit 1715 en een Ampliatie op dit Reglement dat in 1731 is
uitgegeven. Een Vlissings Reglement zal hier niet veel van hebben verschild.
Bij de staatsomwenteling van 1795 werden de zaken van het loodswezen onder
het bestuur van het Committé tot de Zaken der Marine gebracht.
Aanvankelijk werd het particuliere karakter van de ondernemingen nog niet
aangetast. Eerst in 1835 werd door de Koning een Reglement bekrachtigd
waarin werd uitgegaan van een vaste, c.q. eigen loodsdienst. In dit Reglement
werd voorzien in een zee-loodsdienst en in een loodsdienst op sommige binnen
stromen.
Uiteindelijk trad per 1 januari 1860 de Loodswet 1859 in werking met het bij
behorend Algemeen Reglement en Districtenreglementen.
De voortschrijdende ontwikkeling op het gebied van de scheepvaart en de
techniek maakte tussentijdse wijzigingen noodzakelijk tot er in 1957 een
nieuwe Loodswet tot stand kwam.
Hoewel van het begin het Loodswezen ressorteerde onder het departement van
Marine, zijn de loodsen pas in 1920 rijksambtenaar geworden, nadat door het
vrijwel wegvallen van de scheepvaart gedurende de eerste wereldoorlog de
loodsen nagenoeg tot de bedelstaf waren gebracht.
Sedert 1 maart 1982 heeft het Loodswezen opgehouden te bestaan en is opge
gaan in het Directoraat Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, ressor
terende onder het Departement van Verkeer en Waterstaat 2).
Door zijn kundigheid had Frans Naerebout al vroeg zijn naam als loods ge
vestigd en in 1783 krijgt hij een vaste aanstelling van de Oostindische Com
pagnie. Hierdoor wordt de zekerheid in het gezin Naerebout, waar twee zonen
en vier dochters worden geboren, wat groter. Al betekent een vaste aanstelling
tot loods geen salaris. Tot 1920 wordt de loods per loodsreis betaald.
Niet zelden moest Frans Naerebout meevaren tot in het Engelse Kanaal, waar
hij dan in Dover of Plymouth werd ontscheept. Wegens slecht weer is het
23