hiervoor waren de kilte van de steen en de grote ondoordringbaarheid ervan, dus hygiënisch. De steen was ook weer gemakkelijk schoon te maken. De heer De Kuiper, steenhouwer te Middelburg, vertelde me dat hij nog in het begin van de jaren vijftig een collega in Vlaanderen bezocht, waar men bezig was een plaat arduinsteen, bestemd voor de snijkamer van een universiteit, uit te slijpen en te vlakken. Omstreeks dezelfde tijd moest een kennis van me in Haarlem in de Maria- stichting een verongelukte employé identificeren. Het lichaam lag op een plaat arduinsteen op de grond. De uitdrukking wordt in de gangsterstaai in boek, film en toneel nu in de volgende situatie weer gebruikt: Een lid van een bende wil uit wraak een lid van een vijandige groep neerschieten en zegt dan om de onverbiddelijkheid van zijn voornemen te onderstrepen: 'Hij ligt al op de koude steen'. Christus op de koude steen Een geliefd motief van de laat-middeleeuwse kunst is een afbeelding van Christus, de geseling heeft al plaatsgevonden en Christus zit, alleen met een lendendoek bekleed op een rotsblok, in afwachting van de kruisiging. De hier achter schuilende gedachte is de verlatenheid, het al bijna dood zijn. Zo'n beeld wordt in Brugge nog steeds meegedragen in de Bloedprocessie. Op de Kunst- en Antiekbeurs 1978 Breda was een dergelijk beeldje te koop onder de vermelding: Palmhouten beeldje, Christus op de koude steen. Brabant, le helft 16e eeuw. Dergelijke afbeeldingen heten in antiquairskringen 'een Christus op de koude steen'. Dat is op genen kouden steen gevallen Deze uitdrukking wordt gebruikt in de volgende situatie: Iemand wordt beetgenomen, er wordt hem een loer gedraaid. Hij zegt dan tegen degene die hem dat heeft aangedaan: 'Dat is op genen kouden steen gevallen', om daarmee aan te geven dat hij zich wreken zal en het hem betaald zal zetten. De bovengenoemde en behandelde uitdrukkingen met koude steen - en er zijn er ongetwijfeld meer - bewijzen volgens mij voldoende dat in vroeger tijd koude steen een algemeen gebruikte term voor arduinsteen was in de Zuidelijke Nederlanden. Als we nu denken aan het moment waarop de naam Cauwensteense dijck voor het eerst opduikt, 1590, dan is dat enkele jaren na de val van Antwerpen en nog korter na het ogenblik waarop Vlamingen daar, die zich niet tot het katholicisme wilden bekeren, verplicht waren de stad te verlaten. Zo ze zich al niet in Zeeland vestigden, dan was toch Middelburg voor velen van hen een eerste doorloophaven. Alleen van Antwerpen al liep het aantal inwoners tussen 1585 en 1589 terug van 80.000 tot 42.000. Hoewel Unger en Briels het aantal inwoners van Middelburg in die tijd heel verschillend opgeven, mogen we in ieder geval wel aannemen dat bijna een vierde van de bewoners in 1590 Vlamingen waren. Wat ligt er dan meer voor de hand dan dat zij, met hun grote culturele invloed, en met betrekking tot een uit hun gebied afkomstig produkt, voor de nieuwe dijk de naam Cauwen steense dijck in omloop brachten? Middelburg, J.C. Beimers 8

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1986 | | pagina 10