buitenplaats genoemd. Toch werd Zeerust gebouwd in opdracht van de beroemde luitenant-admiraal Cornelis Evertsen (de jongste), geboren in Vlissingen op 16 november 1642. Hij heroverde als commandeur van een smaldeel in 1667, dus op 25-jarige leeftijd, Nieuw Nederland en Sint Eustatius. Meer van zijn roemruchte daden zijn in de geschiedenisboeken te vinden. Op zijn aandringen werd ook het dok in Vlissingen aangelegd, in plaats van Veere. De admiraal waarschuwde tegen de ondiepte en het verzanden van het zeegat bij Veere. Het scheepsvolk noemde hem 'Keesje de duivel'. De Staten van Zeeland maakten destijds een ontwerp van het opschrift op het praalgraf van de in 1666 gesneuvelde admiralen Johan en Cornelis Evertsen. Maar dit opschrift, waar ook de namen van 'de grooten Tromp' en de 'Groote Zeeuw Michiel Adriaenszoon de Ruyter' werden genoemd, werd door Cornelis Evertsen niet gewaardeerd. Hij vond de roem van zijn vader en oom verkleind, door èn Tromp èn De Ruyter alleen groot te noemen, zonder dezelfde hulde aan de Gebr. Evertsen te bewijzen. Cornelis Evertsen was zeer doortastend. Volgens een overlevering in de familie Evertsen zou Cornelis Evertsen het door Rombout Verhulst vervaardigde graf monument als zijn eigendom hebben beschouwd en liet zich met een steenhouwer in de kerk opsluiten om 's nachts het te weinig hoffelijk geachte opschrift uit te beitelen. In 1818 is het praalgraf met grote plechtigheid ingewijd en met een eenvoudig opschrift versierd. Na het overlijden van Cornelis Evertsen in november 1706 werd Zeerust bewoond door zijn broer Geleijn Evertsen. Zowel Cornelis als Geleijn Evert sen hadden geen kinderen. Na het overlijden van Geleijn in 1721 werd Zeerust geruime tijd later ook nog bewoond door Mr. Wilhelm Evertsen, griffier te Middelburg, die ook op Zeerust overleed. Hij was getrouwd met Maria Geer- truid Lambrechtsen. Mr, Wilhelm Evertsen, die in 1754 werd geboren, was een zoon van Herman Evertsen (broer van Cornelis en Geleijn Evertsen). Zeerust was een klein, maar bekoorlijk buiten. Toen Gargon in 1714 de Walcherse Arcadia schreef, vermeldde hij: 'Daar legt huis en hof van den Admiraal, dat klein, maar dies te bekoorlijker is en Zeerust genaamt wordt, als eene plaats, daar de Evertsen, na zo veele stormen en slagen, rust genoten'. Omstreeks 1818 werd door C. Cromstrien Evertsen uit 's-Gravenhage (zoon van Herman Evertsen en M.M. van Gelre) aan het Zeeuws Genootschap een in 1667 door Ferdinand Bol geschilderd schilderij ten geschenke aangeboden, voorstellende Admiraal de Ruyter, als herinnering voor de zorgen en de inwijding van het praalgraf van de Gebr. Evertsen. Dit schilderij hangt nu in de 17e eeuwse kamer van het Zeeuws Museum, waar het nog steeds te bezichtigen is. Het schilderij is gevat in een fraaie lijst, welke is uitgebeeld met oude voorwerpen, die destijds bij de scheepvaart behoorden. Zou dit schilderij eens een salon van Zeerust gesierd hebben? Helaas zijn er van Zeerust geen afbeeldingen, maar gebleken is, dat de buitenplaats, dus het herenhuis, 10 meter breed was en 8 meter diep. De oprijlaan vanaf de Abeelse weg naar Zeerust had een lengte van 35 meter en een breedte van 5 meter. De achter Zeerust liggende vijvers hadden een breedte van 10 meter. Omstreeks 1750 had de grond in Walcheren een geringe waarde, waardoor de buitenplaatsen aanzienlijk werden vergroot. De opbrengsten in de landbouw waren zo laag, dat geen enkele geldbelegger grond kocht, omdat de pacht slechts ten dele of in het geheel niet werd betaald. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1986 | | pagina 12