POPPEKERKE Poppekerke, een naam die voor de meeste Westkappelaars weinig betekenis meer zal hebben. Landbouwers wier akkers in de buurt van het voormalig kerspel zijn gelegen, zullen het woord 'Poppekerke' nog vaak op de tong nemen, zonder er verder veel bij na te denken. Op onze eerste aardrijkskunde les die wij op school mochten ontvangen, werden wij in kennis gesteld van het feit dat bij het dorp Westkapelle een gehucht behoorde met de naam Poppekerke. Het voormalig kerspel was vervallen tot een gehucht. Er was voor de Katholieke Kerk in de middeleeuwen blijkbaar veel aan gelegen om voor de plattelandsbevolking, ondanks slechte wegen en paden, inzonder heid in de winter kerkgang mogelijk te maken. Zo stichtte men allerwege op Walcheren kerkelijke centra, zogenaamde kerspels. Deze bestonden vanzelf sprekend uit een kerkgebouw, pastorie en mogelijk meerdere bijgebouwen. Men vestigde genoemde kerspelen bij voorkeur met het oog op eventuele over stromingen op natuurlijke verheffingen in het landschap. Zo ook, gelijk bij de inundatie wel gebleken is, vele dorpskerken op de hoogste plaatsen gebouwd werden. Ook zal een concentratie van hofsteden bij een vestiging van een kerspel wel een rol hebben gespeeld. In het archief der gemeente Westkapelle bevindt zich naast een afbeelding van het wapen van Poppekerke nog een lijst van burgers van Westkapelle onder de titel 'Westkappelaars buiten'. Op welk jaar genoemde lijst betrekking heeft, is mij niet bekend. Zij bevat de namen van ongeveer 200 personen. En hoewel de rand van de gemeente Westkapelle nog wel enkele hofsteden bevat, is het platteland er helemaal van ontbloot. Genoemde lijst omvatte 200 personen. Meestal grote gezinnen, bestaande uit vader, moeder, meerdere kinderen en veelal een inwonende knecht en meid. Vóór de inundatie was het vroegere bestaan van een boerderij nog wel eens af te leiden uit een wegberm. In het vóórkomen in een wegberm van bepaalde houtsoorten welke men in de normale opstand van het platteland niet aantrof, zoals steenolm, abeel, en ook wel in de namen van wegen en wegelingen, o.a. Schoutsweg, Pauluswegeling en meerdere andere. U zult het mij niet kwalijk nemen, dat ik verder koers in wat men noemt 'gegist bestek'. Zo stonden tijdens de laatste eeuwwisseling te Poppekerke nog een drietal behuizingen. Eén ervan werd bewoond door een landbouwer, wiens familie naam ik niet weet, maar die de bijnaam 'Broodje' had en van wie ook de mare ging dat hij toveren kon. Van genoemd 'Broodje' heeft mijn vader, die ongeveer in 1900 zijn houten schuur verbouwen liet, voor dit doel nog een partij oude stenen aangekocht, z.g. Zeeuwse moppen. 'Broodje' had schijnbaar in één van zijn akkers fundamenten ontdekt en de stenen uitgegraven. In de derde klas van de lagere school waar door mij onderwijs werd genoten, zat ik tijdelijk naast een jongen, Kees Jobse geheten. Diens ouders woonden toen nog op de hoeve, welke stond aan de noordzijde van de Middelburgse weg, tussen het Roverswegeling en de Schoutsweg in. Dezelfde zomer verhuis den zijn ouders naar een hofstede onder Veere en is Kees vanzelf meegegaan. De door hen bewoonde hoeve is later afgebroken. Dan stond er ook nog een huis, bewoond door een familie De Lange. In dit- 14

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1986 | | pagina 16