zodanig gebruikt, b.v. Michiel Seys (in 1576). Een eigennaam dus. Verder is wel gedacht aan een aardrijkskundige naam, een veldnaam. Ook kun je nog denken aan het werktuig de zeis. Stol opperde (in Archief Zeeuwsch Genoot schap 1979) de gedachte dat Seis wel eens afgeleid zou kunnen zijn van cijns (belasting, schatting) voor het gebruik van een stuk land (seis, seins, cijns). U ziet het; we komen er niet helemaal uit, maar de laatste verklaring lijkt me niet onaannemelijk. Maar dan nu het huis 'De Griffioen'. Wanneer deze buitenplaats werd gebouwd, is niet bekend. Vermoedelijk stond hier al in het midden van de 17e eeuw een huis. In het boek de 'Walcherse Arkadia', van de hand van de Vlissingse predikant Mattheus Gargon (uit 1715) wordt over dit huis hoog opgegeven. Een gezelschap maakt in de 'Walcherse Arkadia' een speelreisje over Walcheren. Bij 'De Griffioen' zien zij 'eenen Wijngaard in een hoogen breeden glazen kas beslooten, en door weerstuit der Zonnen-straalen gekweekt reeds dikgezwollen Druiftrossen dragende'. Verder komen zij al 'koutende' in 'een vermaaklijk Speelhuis, dat zijn uitzicht op de buurhoven en wijdgestrekte weiden had, en van den stil stromenden watergang (d.i. de Domburgse Watergang) bespoelt wierd'. Vervolgens wandelden zij 'den hof' in, waar talrijke fraaie bomen en planten groeien en zich een 'verschen en languitgestrekten Vyver' bevindt. Ook bewonderen ze het 'schoon lustprieel, dat aardig gebouwd en nog aardiger geschilderd was' (en wel met nep-pilaren op hout), 'aan het uiteinde van een langen dreef, waardoor men een uitzicht had op de stad' 2). Van dit alles is - helaas - heden ten dage niets meer over. Het speelhuis werd vervangen door het mooie, en voor Middelburg unieke, theekoepeltje (uit ca. 1730/1735, met in stucwerk de wapens en monogrammen van J.A. Schorer en zijn echtgenote Maria van de Putte). En de voorgevel van het huis zal omstreeks 1720 vernieuwd zijn. In 1692 wordt als eigenaar van 'De Griffioen' genoemd Herman van de Putte. Hij was koopman en bedreef ook kaapvaart (de 'vrije nering', zoals de Zeeuwen eufemistisch plachten te zeggen) en slavenhandel (dat waren de beruchte driehoeksreizen); we zitten dan nog in de bloeiperiode van Middel burg als handelsstad. Van de Putte was ook schepen en raad en in 1721 burgemeester van de Zeeuwse hoofdstad. Zijn dochter huwde met mr. Johan Assuerus Schorer (1690-1752). Deze was van 1727 tot zijn dood in 1752 ont vanger-generaal (je zou kunnen zeggen de hoogste financiële ambtenaar) van Zeeland. Zoals u ziet had die bewoner van een kleine 250 jaar geleden dus net als de huidige 'bewoners' (gebruikers) met financiële zaken te maken. Vervol gens komen we als eigenares tegen Maria van Reigersberg, gehuwd met mr. J.P. van den Brande. Ten behoeve van hun kinderen Johan Pieter en Jacoba werden van de buitenplaats twee kavels gemaakt. Jacoba, gehuwd met de bekende mr. J.A. van de Perre - die een bijzonder huis aan het Hofplein, thans arrondissementsrechtbank, liet bouwen -, verkreeg door loting het huis, de bijbehorende hovenierswoning en de theekoepel. Zij legateerde het buiten in 1791 aan ds. J. de Fremery. Deze predikant en professor aan de Illustere School (sedert 1804) werd daadwerkelijk eigenaar in 1795. Zijn oudste dochter Suzanna Petronella bracht 'De Griffioen' door haar huwelijk met mr. Pieter Pous in het bezit van de familie Pous. Zij hebben het echter niet steeds bewoond, want in 1851 vierde de toenmalige commissaris der koningin jhr. mr. E. van Vredenburch zijn zilveren ambtsjubileum in 'De Griffioen', dat hij 's zomers bewoonde. Door middel van overerving kwam de buitenplaats vervolgens aan de familie 21

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1986 | | pagina 23