De kruitmolens in Middelburg en Vlissingen Hoewel er ook op de Veluwe enkele kruitmolens zijn geweest die gebruik maakten van waterkracht, was de kruit'industrie' grotendeels geconcentreerd in en om Amsterdam, Rotterdam, Delft en op Walcheren. Een eerste aanduiding van het maken van kruit in een molen in Middelburg vinden we in het begin van de 15e eeuw. Er was toen reeds een oliemolen en in 1411 werd hierin kruit gestampt (dus geen kollergang). In de stadsrekeningen van Middelburg van 1373/1374 staat te lezen dat de stad salpeter en zwavel koopt te Brugge. Dit om 'donderbuscrude' te bereiden. In 1488 vond er zeer waarschijnlijk een buskruitontploffing plaats in de Noorddampoort. Het buskruit werd in die tijd gestampt met een tredmolen en de stampers waren bekleed met koper. Koper heeft de goede eigenschap geen vonken te maken, in tegenstelling met steen en ijzer. Na de brand in de Noorddampoort werd het buskruit vervaardigd in een huisje in het handboogschuttershof, toen nog buiten de poort. In 1593 staat er een buskruitmolen buiten de Noorddampoort, in 1614 één buiten de Segeerspoort en in 1617 en 1624 één buiten de Koepoort. In 1618 wordt er gesproken van een 'poeijermeule metten boomgaert' buiten de Dampoort, in 1653 is de heer Le Gouche eigenaar van een kruitmolen. Er wordt gesproken van een pleintje bij de molen; dus deze molen heeft zeer waarschijnlijk gelegen binnen de vesten. Op 16 april 1644 wordt besloten tot het verplaatsen van de buskruitmolens (dus er waren er meerdere) 'op het wedersijds eijnde van deze stadshaven'. Maar op 17 juni van dat zelfde jaar wordt deze resolutie weer ingetrokken. Na allerlei moeilijkheden wordt op 7 mei, 25 juni en 1 juli 1708 besloten 'tot het stellen van een buskruydmoolen aan de Zuydsijde van de haven dezer stadt, mits doenlijke securiteijt werden betragt'. Het is niet duidelijk om welke kruitmolen het hier gaat. Op de kaart van Carel en Hattinga (1753) staan twee molens aan de zuidkant van de haven, 'De Gouden Draek' of 'Goudend' vrij dicht bij de stad en iets verderop 'De Eendragt'. Op de noordzijde, halfweg Middelburg en Nieuw- en St. Joosland staat dan nog 'De Grenadier'. Dit zijn de drie grootste en belangrijkste kruitmolens van Middelburg geweest. Van 'De Eendragt' bestaat een tekening van oktober 1742, gemaakt door J.L. v.d. Leije, 'geadmitteerd landmeter voor den hove van Zeeland'. Op een groot vierkant terrein door een gracht omgeven, ligt het hoofdgebouw met de kleine gebouwen, een vierkant binnenhof omsluitend. In het midden staat een lange paal met eronder de 'Staate Mortiere'. Hiermede werd het kruit beproefd door een kogel boven de paal uit te schieten. De kruitmolen bestond reeds in 1703 en heeft gewerkt tot 1807. Daarna is hij verbouwd tot boerderij en was in 1879 bewoond door S. Tak. De boerderij leek door zijn hoog middengedeelte en zijn langgerekte lagere vleugels veel op de poortgebouwen van oude Limburgse boerderijen. Ze heeft bestaan tot aan de Tweede Wereldoorlog (er bestaat nog een foto van, die echter niet te reproduceren is). De Grenadier' werd in 1710 gesticht door Herman van de Putte, burgemeester van Middelburg. De stoof (het drooghuis) in deze kruitmolen sprong op 11 augustus 1779 (dus geen panslag) en daarbij kwam een inwoner van Arnemuiden om het leven. In de nacht van 6 op 7 juli 1802 ontstond brand, opnieuw door het springen van de stoof, in het korrelhuis van de kruitmolen. Daardoor werden acht in de buurt staande zoutketen vernield en twee zwaar beschadigd. Een aantal inwoners van Arnemuiden dat in de zoutketen werkte, kwam daardoor zonder werk en dus zonder inkomen. Voor hen werd in 10

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1989 | | pagina 12