De kruitmolen onder Arnemuiden We hebben al vermeld dat op de kaart van Carel en Hattinga (1753) nog een derde molen voorkomt en wel 'De Gouden Draek' of 'Goudend'. Op een kaart van 1866, Gemeente Atlas van Nederland, komt deze molen niet meer voor. 'De Gouden Draek' stond van de drie Middelburgse kruitmolens het dichtst bij de stad en de verdwijning van deze molen heeft hier direct mee te maken. Op 12 januari 1807 ontplofte een kruitschip in Leiden en vernielde een hele stadswijk waarbij vele mensen omkomen. Het geheel staat bekend als 'de Ramp van Leiden'. Op 17 februari 1807 schrijven F. Wiek, luitenant-kolonel inspecteur en G. de Belseause, oud-kapitein der artillerie, inwoners van Middelburg, een brief aan de Minister van Oorlog. Zij wijzen de minister erop dat er in Middelburg, 300 passen buiten de poort, een kruitmolen, genaamd 'De Gouden Draek' ligt, dat deze molen omringd is door woningen van 'bijzondere personen'(l) en dat dit een uiterst gevaarlijke situatie is. Zij raden daarom de minister aan de eigenaar te overreden om te zien naar een afgelegener plaats en alvast te beginnen de 40.000 pond buskruit naar elders te vervoeren. De molen wordt verschillende jaren stopgezet, maar op 3 november 1814 wordt 'De Gouden Draek' verkocht voor 6666,aan de heer Mr. J.C. de Bruijn, oud-secretaris van Middelburg en wonende op de buitenplaats 'Steenhove' onder Koudekerke. Deze nieuwe koper heeft de molen weer op gang gebracht. Er ontstaat echter opnieuw bezwaar tegen de kruitmolen en 'verscheidene publieke corpora en vele voorname Ingezetenen gaven het gevaarlijke hiervan aan Burgemeesteren (er waren er toen drie) der Stadt te kennen'. De burgemeesters treden in onderhandeling met de heer De Bruijn, maar dit leidt tot niets. Ze brengen de zaak ter kennis van koning Willem I en deze stelt op 9 oktober 1816 voor dat als de heer De Bruijn zijn kruitfabriek stopzet of naar een minder gevaarlijke plaats overbrengt, hij uit de kas van de stad Middelburg 7000,betaald zal krijgen. Als de eigenaar met deze schikking geen genoegen neemt, kan hij zijn recht op een gewone manier proberen te krijgen. Hij gaat echter met deze schikking accoord en de kruitmolen wordt verplaatst naar de Wilhelminapolder, gelegen in de voormalige gemeente Kleverskerke, thans gemeente Arnemuiden. De Wilhelminapolder is slechts 16 ha groot en ligt aan de westzijde van de jachthaven Oranjeplaat aan het Veerse Meer. De polder is ontstaan in 1792 door bedijking van restanten van de in 1675 verloren gegane Nieuwe Oranjepolder en van schorren aan de zuid-oostzijde van de (Oude) Oranje polder. Door uitgraving van het Arnemuidenschegat werd grond verkregen en met die grond werd een dijk gelegd waardoor een polder ontstond, genaamd Wilhelminapolder, genoemd naar de vrouw van Prins Willem V, Wilhelmina van Pruisen. Aan de oostkant van de Oranjepolder en later van de Wilhelminapolder bestond een overzetveer naar Wolphaartsdijk, dat opgeheven is na 1808 door aanslibbing van zandplaten, later het Oranjeplaatje genoemd. Het poldertje liep onder bij de watersnoodramp van 1953. Thans is ze één geheel met de Elisabethpolder. De eerste pachter is geweest Cornelis Siereveld. Zeer waarschijnlijk heeft J.C. de Bruijn de polder gekocht in 1816 van het kroondomein en ook thans is ze nog in particuliere handen, in tegenstelling tot de Oranjepolder. Op 26 februari 1817 schrijft de Gouverneur van Zeeland, Jhr.Mr. J.H. 14

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1989 | | pagina 16