geheel eigen trant werd op de heften de
volksaard van het Zeeuwse platteland in
beeld gebracht.
Over het ontstaan van deze wijze van ver
sieren is niet zoveel bekend. In het begin
van de achttiende eeuw werden er zowel
in Friesland, Noord-Flolland, Limburg en
Brabant, als in Zeeland houten mesheften
en dergelijke met snijwerk versierd. Dit
besnijden gebeurde over het algemeen bij
kant en klaar gekochte messen, voorzien
van ronde, gedraaide en verder onbewerk
te heften. Velen verfraaiden hun eigen heft
op individuele en vaak primitieve wijze met
behulp van een eenvoudig zakmes.
In Zeeland ontstond, aan het eind van die
eeuw, omstreeks 1780, een afwijking van
bovengenoemde gewoonte in zowel het
model van het heft als in de bewerking en
de motieven. Geleidelijk ontwikkelde deze
tendens zich tot het nu bekende en goed
herkenbare traditionele Zeeuwse mesheft.
Floe kwam men daartoe op het Zeeuwse
platteland?
De voorgeschiedenis
Op het eind van de achttiende eeuw en
soms nog in het begin van de negentiende
eeuw was het op het platteland van Zee
land de gewoonte dat bij bezoeken, fees
ten en dergelijke, waarbij een maaltijd
gebruikelijk was, ieder zijn of haar eigen
zondagse eetgerei meenam.
In de stad werd in die tijd de tafel al
gedekt, inclusief voor de gehele tafel
gelijksoortig bestek. Het persoonlijke
karakter bij het gebruik van dat bestek was
daarmee verdwenen. Maar op de boerde
rijen zette de oude traditie van het eigen
bestek zich nog jaren voort. De vrouwen
droegen daarvoor meestal een dubbele
leren foedraal aan een gordel of riem,
waarin een mes en een lepel. De vork als
hulpstuk bij het eten is op de eilanden nog
lange tijd taboe geweest. Voor sommige
dorpspredikanten en leraren was de eet-
vork een duivels instrument. De mens
wekte daarmee de indruk dat het voedsel,
waarover men een zegen vroeg, niet goed
genoeg en de moeite waard was om met
«Jat I
vL
de vingers aan te pakken. De mannen
maakten daarbij slechts gebruik van hun
scheemes. Dat was het mes dat bij hun
zondagse pak en bij hun stand paste. De
stand bepaalde onder meer van welk
materiaal het heft was gemaakt. Voor de
welgestelden was dat zilver, ivoor of een
kostbaar gesteente. Bij de lagere standen
was het heft van hout of been.
Zo waren er meer maatschappelijke regels
op het platteland en wie zich daar niet aan
hield, plaatste zichzelf min of meer buiten
de gemeenschap.
Het heft van het zondagse scheemes van
de gegoede boer was over het algemeen
van zilver. Deze bedrijfsmatig vervaardig
de, gedreven heften vertoonden tussen
verschillende randen bloemmotieven en
andere versieringen in reliëfstructuur. Op
de schuin oplopende bovenkant was