Uitvoerige inlichtingen kreeg ik van Gothilf
Kübler, die onder andere ansichtkaarten
van Middelburg en Vlissingen stuurde, als
mede een fotootje, ontwikkeld door de fa.
Back te Vlissingen. Zijn relaas: 'Begin
1944 werd ik naar Walcheren verplaatst.
We betrokken bunkers aan de zuidwest
kust van Walcheren, ter hoogte van Kou-
dekerke. We moesten de kuststrook verde
digen tegen aanvallen vanuit zee, eigenlijk
een absurde zaak gelet op onze bewape
ning: geweren en enkele mitrailleurs. Wel
stonden tussen Vlissingen en onze bun
kers nog enkele stukken luchtafweerge
schut.
Onze groep van twaalf man doodde de tijd
onder andere met wachtlopen, 's Nachts
moesten we telkens met twee man weg
en strandpatrouilles lopen over een
afstand van twee a drie kilometer. Boven
dien stond in de duinen een mitrailleur
post, die we ook de hele nacht moesten
bemannen. Onze meerderen controleer
den op hun beurt weer de wachtposten.
Ik herinner mij nog levendig hoe vaak we
tegen de wind moesten opboksen. Om
geen zand in onze ogen te krijgen, gingen
we met onze rug tegen de wind in lopen.
Soms konden we ons in de snijdende wind
nauwelijks staande houden. Ook hoor ik
tot op de dag van vandaag nog het gepuf
van de vissersbootjes, die 's nachts uitlie
pen en onder de morgen terugkwamen. Bij
opkomend water was het 's nachts zaak
om de duinovergang op tijd te bereiken,
daar het grootste deel van de duinen van
prikkeldraad of landmijnen was voorzien.
We liepen niet alleen 's nachts patrouille,
overdag waren we op het strand om Rom-
melasperges (houten palen tegen luchtlan
dingen, Br.) te plaatsen. Die werden over
de weg aangevoerd, op de schouders over
de duinen gedragen of door gevorderde
paarden gesleept.
Op het strand werden deze palen met
handkracht de grond ingedreven, zo'n acht
a tien man hingen aan de touwen van het
heiblok, en dat zeven dagen per week met
onvoldoende eten en nauwelijks slaap.
Later werden voor dit werk ook burgers
ingezet. Voor zover mij bekend, werden
daartoe eenvoudigweg mannen van mid
delbare leeftijd uit bedrijven en kantoren
gehaald en naar een kamp overgebracht,
van waaruit ze dagelijks op hun klompen
naar het strand kwamen. Hun inzet zou
vier weken duren maar met de aflossing
nam men het niet zo nauw, wat tot erger
nissen leidde. Vrije tijd hadden we nauwe
lijks. Restaurant- of bioscoopbezoek was
niet mogelijk. Als we toevallig eens een
uurtje vrij waren, zaten we gewoonlijk te
kaarten. Tot ons vertrek van Walcheren
hebben wij geen noemenswaardige
gevechtshandelingen meegemaakt en
geen verliezen geleden. In juli 1944 wer
den we ingezet in Normandië, waar ik
zwaar gewond raakte...'
Russisch paasfeest
Vier A4'tjes in heel klein geschreven hand
schrift kreeg ik toegezonden van Getreiter
Walter Maier (1925). Gecomprimeerd
komen zijn ervaringen op het volgende
neer: 'Op 9 januari 1944 kwam ik naar
Walcheren en werd als telegrafist
geplaatst in Vrouwenpolder. De telefoon
centrale bevond zich in de Campveersche
Toren te Veere.
Ik zat op locatie Emmerich, die was voor
zien van een stuk Belgisch geschut met
negen granaten; verder waren er links en
rechts nepmijnenvelden aangelegd.
We hadden vaste tijden voor het radio-