die net als het hele benedenhuis met
bloed bevlekt was, een lege bierfles en
een glas te staan. In de keuken werd op
tafel een bordje met gekookte aardappelen
aangetroffen, waarschijnlijk het middag
maal van Snijders. Een gouden horloge
dat op een standaard op de tafel hoorde te
staan, was verdwenen; alleen het sleuteltje
hing nog op zijn plaats. Ook bleek de gou
den bril met blauwe glazen van het slacht
offer te zijn verdwenen. Aan de sleutel van
een leeg lepeldoosje zat eveneens bloed.
Op de bovenverdieping trof men op het
bed van Snijders diens doodshemd aan,
waardoor men nog een ogenblik aan zelf
moord dacht, maar navraag leerde dat het
slachtoffer de eigenaardige gewoonte had
dit hemd altijd bij zich in de buurt te heb
ben. In een kist op de slaapkamer lag nog
wat linnengoed dat met bloed bevlekt was
en men vond daar een Russisch effect dat
in papier was gewikkeld, waarop eveneens
bloed werd aangetroffen.
Voor het gerecht
Zoals eerder beschreven werd Louis
Roland op 19 november 1881 gearres
teerd.
Nadat de Middelburgse rechtbank alle
getuigen had gehoord, werd hij bij bevel
schrift van de rechtbank van 24 april 1882
verwezen naar de procureur-generaal bij
het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Op 12
mei werd hij zwaar geboeid en onder
bewaking van twee rijksveldwachters per
trein overgebracht naar Den Haag, waar
op 9 en 10 augustus 1882 het proces
tegen hem zou plaatsvinden.
Intussen had de Antwerpse politie bij hor
logemaker Oscar Beels beslag gelegd op
een groot gouden horloge dat hij op 5
oktober 1881 voor 125 frank gekocht had
van een Hollander, die hetzelfde postuur
had als Roland, een van zijn handen in
een doek gewikkeld had en zich Strooiman
noemde. Ook had de politie in dezelfde
plaats de gouden bril met blauwe glazen in
beslag genomen.
Na de opening van de zitting van de recht
bank op de eerste procesdag werd Louis
Roland door twee rijksveldwachters bin
nengeleid. Met een buiging tot het Hof
nam hij plaats in de beklaagdenbank. De
pers omschreef hem als "een klein, tenger
persoon met een blond uitzicht, en men
zou bij de beschouwing van beschuldigde
bijna geneigd zijn het eene onmogelijkheid
te noemen dat hij een zoo vreeselijke mis
daad hem ten laste gelegd heeft kunnen
plegen."
Met heldere stem beantwoordde hij de tot
hem gerichte vragen omtrent naam, voor
naam, ouderdom, beroep en woonplaats.
Na het voorlezen van de beschuldiging
volgde het getuigenverhoor, waarvoor
maar liefst 63 getuigen waren opgeroepen.
Af en toe werd Louis gevraagd om op een
getuigenverklaring te reageren. Hij beperk
te zich ertoe de bezwarende verklaringen
te weerspreken en halsstarrig te ontken
nen. Hij zei in het bezit van noch het grote
gouden horloge, noch een gouden bril te
zijn geweest en de op zijn kleren gevon
den bloedvlekken waren volgens hem
afkomstig van de wonden aan zijn vingers,
die hij had opgelopen bij het snijden van
een stok achter de hooiberg waar hij zijn
roes had liggen uitslapen.
Opmerkelijk was een verklaring van een
Antwerpse politiefunctionaris, waaruit
bleek dat een zilveren horloge dat Louis
beweerde in Middelburg gekocht te heb
ben, hetzelfde nummer droeg als hetwelk
indertijd aan een bakker aldaar ontstolen