waarop de treindienstleider het hele emplacement kon overzien. Wissels en seinen konden met één druk op de knop worden bediend, lampjes gaven de juiste stand van zaken aan. Een sein kon pas op veilig worden gezet als aan allerlei voor waarden was voldaan: juiste stand van de wissels, goed aansluitende wisseltongen, twintig meter gecommuniceerd kon worden. Bij de seinpalen werden telefoontoestellen geplaatst waarmee de machinisten in ge val van storing contact konden opnemen met de treindienstleider. NS moderniseerde tegelijkertijd ook ver schillende Zeeuwse overwegen. Er werden 25 knipperlichtinstallaties (aki) en elf halve- Werkzaamheden aan de bovenleiding op het spoor op de Sloedam, in de richting van Goes, februari 1957. (Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, 5939, fotoarchief PZC) vergrendelde wissels en uitsluiting van een tegengestelde rijbeweging. Storing in de apparatuur resulteerde in een rood sein, niet leuk voor de reiziger vanwege vertra ging, maar wel veilig. Voor de communicatie werden in de sein huizen moderne telefoon- en luidspreker installaties aangebracht. Op de grotere emplacementen werden praatpalen geïn stalleerd waarmee binnen een afstand van bomeninstallaties (ahob) geplaatst, waar voor vele kilometers kabel moesten wor den gelegd. Door de diverse moderniseringen werden veiligheid en capaciteit van baan en empla cementen verhoogd, bovendien werd op personeels- en onderhoudskosten bespaard. Energievoorziening In het begin betrok NS stroom van ener giebedrijven buiten Zeeland, maar op 25 maart 1957 tekenden vertegenwoordigers van NS en PZEM een overeenkomst voor de levering van elektriciteit, die op 2 mei door de minister van Verkeer en Water-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2008 | | pagina 8