staat (Algera) werd goedgekeurd. Plaats en soort van energielevering, prijs en indexering, beveiliging, spanningsverschil len, storingen, meting en betaling, dit alles werd geregeld. In 1957 leverde de PZEM ruim 5 miljoen kilowatt voor 650.000,-. De gemiddelde prijs bedroeg 11,32 cent per kWh, landelijk was die 8,14 cent. De PZEM zat dus boven het landelijk gemid delde. In 1958 leverde het bedrijf ruim 8,8 miljoen kWh voor 920.271,-, in 1959 was de levering gestegen tot 9,1 miljoen kWh voor 823.308,-. De PZEM had er een lucratieve klant bij. Ten behoeve van de energievoorziening werden onderstations gebouwd in Bergen op Zoom, Oostdijk, 's-Heer Arendskerke en Vlissingen. In de onderstations wordt de wisselstroom van 10.000 volt omgezet naar 1.500 volt gelijkstroom, de spanning die NS gebruikt voor de elektrische tractie. Ook stonden er zogenoemde omvormers, die de stroom omzetten naar 3.000 volt voor bediening van de seinen en wissels. Voor het in- en uitschakelen van bepaalde delen van de bovenleiding en om span- ningsverlies tegen te gaan werd een aantal schakelstations gebouwd. Werk in uitvoering Half november 1955 werd in Roosendaal het startschot gelost. Eerst werden aan weerszijden van de spoorbaan gaten gegraven, waarin vanaf een werktrein geprefabriceerde betonfunderingen wer den neergelaten. In die funderingen wer den in een later stadium de bovenleiding- masten geplaatst, die door middel van dwarsverbindingen met elkaar werden verbonden. Aan deze dwarsverbindingen werd de stroomdraad opgehangen, die in de eindfase werd afgemonteerd. De werktrein opereerde tussen de treinen van de normale dienstregeling door. Er was dus een nauwe samenwerking vereist tussen de treindienstleider en de machinist van de werktrein. Zo nodig reed de werk trein 's nachts; dan was er op de Zeeuwse lijn geen treinverkeer. Bij het werk werd gebruik gemaakt van de portofoon, voor die tijd een betrekkelijk nieuw fenomeen. Ondanks strenge vorst in februari waren eind maart 1956 tussen Roosendaal en Krabbendijke de palen geplaatst en was ook het draadtrekken begonnen. Ik zelf liep als NS'er in juni 1956 stage bij de NS-wegopzichter in Goes. Ik kreeg toen de gelegenheid een dag mee te rijden met de werktrein. Zodra de personentrein rich ting Vlissingen vertrokken was, vertrok de werktrein er achteraan. Tussen Goes en 's-Heer Arendskerke werden ongeveer vijf funderingen geplaatst, bij 's-Heer Arends kerke gingen we via een wissel over het andere spoor terug naar Goes. Op de terugweg plaatsten we ook weer enkele funderingen. Dat ging zo de hele dag door. Bij het begin van de elektrificatie was niet alles al tot in detail geregeld. Er moest bij voorbeeld nog worden beslist over verdub beling van het spoor Lewedorp-Vlissingen. Den Hollander hakte begin 1956 de knoop door en besliste dat ook daar de lijn ver dubbeld moest worden. In eerste instantie voor het traject Steenwijk-Wolvega be stemde materialen moesten daarvoor wor den gebruikt. Toch was het probleem toen nog niet uit de wereld. Moest het nieuwe spoor op betonnen of op houten dwarslig gers worden gelegd? Ook hier had Den Hollander het laatste woord: op betonnen dwarsliggers, en nog versneld aanleggen ook! Zo gebeurde het. Het werk liep als

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2008 | | pagina 9