De landbouworganisaties
In 1886, twee jaar na zijn toetreding als lid
van de Kring Middelburg, werd Polderdijk
gekozen tot secretaris. Tot zijn vertrek in
1918 had hij grote invloed op de besluit
vorming. Zo werd direct na zijn aantreden
een aankoopcoöperatie voor meststoffen
opgericht, waarvan hij 25 jaar secretaris
was. Dit vroeg een grote tijdsinvestering:
het plaatsen van een advertentie in enkele
binnenlandse en Belgische couranten met
de oproep een offerte in te dienen, het
voeren van de correspondentie daarover
(zijn kennis van het Frans kwam daarbij
goed van pas), het afsluiten van het con
tract nadat de leden een keuze hadden
gemaakt, het regelen van het transport
naar de Middelburgse Loskade en het ver
sturen van enkele monsters naar een labo
ratorium. Ten slotte kregen de deelnemers
bericht van hem wanneer zij hun bestelling
konden afhalen. Hij rekende ook uit welk
bedrag, verhoogd met een kleine som aan
rente, ieder diende te voldoen, waarna de
penningmeester de bijdragen inde. In een
later stadium viel het besluit ook kleine
boeren, meestal (land)arbeiders met een
stukje grond, mee te laten profiteren.
Nadat gebleken was dat de mest die een
arbeider voor zichzelf had besteld bijna
geheel uit zout bestond, mochten kleine
deelnemers niet meer alleen voor zichzelf
maar slechts voor vijf personen tegelijk
een bestelling plaatsen.
De Kring Middelburg stelde in 1902 een
regionale toezichtcommissie in waarvan
Polderdijk 22 jaar lang voorzitter was.
De verschillende mestsoorten werden ook
gebruikt op proefvelden om na te gaan wat
het effect was op de teelt van allerlei ge
wassen. In de jaarverslagen is een grote
diversiteit aan producten te zien waarvan
er veel verdwenen zijn. Wie kent nog paar-
dentandmaïs, chocolade-erwten of Rus
sisch vlaszaad? Die proeven werden gesti
muleerd vanuit de Landbouwwinterschool.
Twee teelten gaven voortdurend proble
men, die van aardappels en die van sui
kerbieten. De aardappelteelt werd belaagd
door natte zomers, steeds weer opduiken
de ziekten en, in de jaren dertig, de colo
radokever. De suikerbietenteelt was door
Napoleon aan het begin van de negentien
de eeuw verplicht gesteld om de tekorten
aan suiker vanwege het Continentale stel
sel aan te vullen, maar toch was ze in de
jaren daarna zo goed als verdwenen. Er
kwam pas weer enige interesse voor als
vervanging van de wegvallende meekrap.
De suikerbiet vraagt een stevige bemes
ting, is arbeidsintensief en geeft in een
regenachtig najaar vervoersproblemen.
Verder waren er geregeld fricties tussen
boeren en suikerfabrieken. Polderdijk was
een groot voorstander van de suikerbieten
teelt. Toen een ruime meerderheid van de
leden van de landbouwvereniging in 1889
een 'bond tegen suikerfabrieken' oprichtte,
was dit zeer tegen Polderdijks zin. Niet
veel later sloot een tiental leden zich aan
een in de "Vereeniging van Landbouwers
die Suikerbieten verbouwen", en wie
anders dan hij zelf was secretaris-penning-
meester van deze club.
In de vergaderingen besteedde men gere
geld aandacht aan technische vernieuwin
gen. Er werden een kettingegge, een vee
wagentje en een aardappelsorteerder aan
geschaft, die de leden tegen vergoeding
konden benutten. Voorzitter Jan Polderdijk
- een neef van Ferdinand Polderdijk -
kwam in 1904 met het voorstel een fokstier
te kopen. Ferdinand, die de literatuur goed
bijhield, zag liever de aankoop van een