dorsmachine. De voorzitter concludeerde daarop: "De interesse voor vee vermin dert." Deze opmerking was niet terecht: hoewel akkerbouw op Walcheren het hoofdmiddel van bestaan was, werden op elke boerderij dieren gehouden. De vereni ging kocht dan ook geregeld fokdieren om de kwaliteit van de veestapel te verbete ren. Op veetentoonstellingen werd menige prijs binnengehaald. Dierziekten baarden de boeren veel zorgen. Om de individuele risico's te verminderen was er een onder linge veeverzekering, waarvan Ferdinand Polderdijk voorzitter was. Zo hadden de 21 leden in 1900 hiervoor 210 dieren aange meld. Omdat er nogal eens conflicten ont stonden tussen boeren en veehandelaren, richtte de ZLM in 1913 een arbitragecom missie op waarin Polderdijk als secretaris functioneerde. Elk jaar klaagden de leden over de schade die aan de oogst werd aangericht door vogels als kraaiachtigen en duiven. Als hoofdschuldige werd echter de mus bestempeld. In 1890 werd in Nieuw- en Sint Joosland een mussengilde opgericht om deze boosdoeners te bestrijden en zo mogelijk uit te roeien. Polderdijk gaf toe dat deze vogels schade aanrichtten, maar stel de dat ze, samen met veel andere vogel soorten, onmisbaar waren als insectenver delgers. Tot 1926 protesteerde hij, jaar in jaar uit, elke keer weer wanneer de activi teiten van het gilde ter sprake kwamen en er werd gesproken over het Voortwoeke ren' van eksters en kraaien. "Hoe kunnen we zo tegen ons eigen belang ingaan door een premie te zetten op plunderen?" vroeg hij zich af. En al die tijd kreeg hij geen enkele bijval. Even gedecideerd was Polderdijk in de kwestie rond de weegbrug in Middelburg. Toen de geruchten bleven aanhouden dat deze installatie onbetrouwbare meetresul taten te zien gaf, ging hij enkele keren met paard en wagen met een uiterst zorgvuldig gewogen belading naar de Loskade om het gewicht vast te stellen. Hij constateer de dat de resultaten inderdaad een sterke afwijking te zien gaven. Vooral door zijn toedoen kreeg Nieuw- en Sint Joosland een eigen weegbrug. Polderdijk was een trouw bezoeker van de bijeenkomsten van de Kring Middelburg en in 1902 werd hij in het bestuur gekozen. In 1918 fuseerden de Kring en de afdeling Walcheren en dankzij zijn vurig pleidooi besloten de fusiepartners verder te gaan als afdeling van de ZLM. Polderdijk stopte met zijn bestuursfuncties en werd be noemd tot een van de vertegenwoordigers van Walcheren in het hoofdbestuur van de ZLM. De onderwerpen die op plaatselijk niveau aan de orde kwamen, presenteerden zich ook - op een abstracter niveau - binnen dit hoofdbestuur. Een beladen zaak was de regelmatig uitbrekende veeziekte mond- en klauwzeer. In 1915 had de Kring hierover een lezing belegd. Polderdijk sprak zich fel uit tegen het "afmakingssys- teem" en pleitte voor isolatie van de getrof fen bedrijven zodat deze konden "uitzie ken". Met grote meerderheid werd dit voor stel aangenomen en verzonden naar de ZLM en het ministerie van Landbouw. Kort daarna kwam het bestuur bijeen omdat op nieuw verdachte dieren waren afgemaakt. In een emotioneel betoog protesteerde Polderdijk nogmaals tegen deze "weerzin wekkende" maatregel en werd er een ver zoek naar Den Haag gezonden. In 1918 wendde de ZLM zich hierover tot het ministerie. Ondertussen sloeg de ziekte op

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2009 | | pagina 20