Polderdijk als een ernstige verzwakking
van het landbouwbelang.
Grote belangstelling had Ferdinand Polder
dijk voor het onderwijs, en speciaal voor
de beroepsopleidingen. Op zijn initiatief
kreeg het dorp een landbouwwintercursus.
Hij had geregeld contact met de Rijksland
bouwschool in Goes. Hij werd benoemd tot
lid van de toezichtcommissie van deze
opleiding en nam plaats in de commissie
die de cursussen op Walcheren begeleid
de. Hij stimuleerde zijn collega's steeds
weer hun kennis te vergroten door het
lezen van vakbladen en boeken. De dorps
vereniging richtte daarvoor zelfs een eigen
bibliotheekje in. Dat hij weinig tevreden
was met het ontwikkelingspeil van de
gemiddelde plattelander, blijkt uit Polder-
dijks reactie op een brief van midden
1922, waarin hem werd gevraagd of een
bepaalde kandidaat geschikt zou zijn om
in een polderbestuur benoemd te worden.
Hij vond van wel, hoewel de kandidaat
"iemand is, die evenals bijna alle boeren
jongens nooit anders dan het gewone
lager onderwijs heeft genoten, en na het
verlaten der school dagelijks in het land
bouwbedrijf is werkzaam geweest, zoodat
van verdere ontwikkeling niets terecht
komt." Ongetwijfeld dacht hij daarbij ook
aan zijn eigen beperkte opleiding.
Polderzaken
Rond 1895 werd Polderdijk, in vrij korte
tijd, benoemd tot dijkgraaf van vijf verschil
lende polders waaronder de Suzanna en
de Wilhelmina, alle gelegen in de omge
ving van Nieuw- en Sint Joosland. In de
jaren daarna verwierf hij deze functie voor
nog eens drie polders en werd hij plaats
vervangend dijkgraaf, soms gecombineerd
met het ambt van ontvanger/griffier, in de
Waaijenburg- en Nieuwerkerkepolder. Heel
wat besturen hadden vertrouwen in de
schrandere boerenzoon, die niet alleen al
een aantal jaren secretaris was van de
landbouwvereniging, maar vooral bekend
heid had gekregen als medeauteur van de
uitgave over het verleden van zijn woon
plaats. Er kon voor die functie slechts uit
een beperkt reservoir van geschikte perso
nen gekozen worden. Leden van een pol
derbestuur moesten in principe gegene
reerd worden uit de ingelanden, degenen
die grond bezaten in de desbetreffende
polder. Men kon hier echter van afwijken.
Zo vroeg de Bijleveldpolder in 1895 uitstel
van de benoeming van een plaatsvervan
gend dijkgraaf omdat niemand van de
ingelanden hiertoe geschikt werd bevon
den.
Bij verkiezingen voor allerlei besturen wer
den nogal eens vrije stemmingen gehou
den. Voor de functie van dijkgraaf werden
wel kandidaten voorgedragen. Zo moest in
1894 in de Nieuwerkerkepolder een be
noeming plaatsvinden, waarbij beide inge
landen-grootgrondbezitters kennelijk geen
overeenstemming hadden kunnen berei
ken. Na twee stemmingen en een loting
viel Polderdijk af als dijkgraaf. De keuze
van een plaatsvervanger verliep via een
identieke procedure, maar nu werd hij wel
ingeloot.
Veel soepeler verliep in 1930 de keuze van
een opvolger van Polderdijk in de Bijleveld
polder. Beide ingelanden, ook hier groot
grondbezitters, hadden Bardoux, de
gemeentesecretaris, op de eerste plaats
gezet en deze werd vervolgens door de
provincie benoemd.
In deze reeks aanstellingen was de verkie
zing tot dijkgraaf van de Middelburgsche
Polder, zijn 'eigen' polder, voor Polderdijk