zonder twijfel het hoogtepunt. Tij dens de ingelandenvergadering van 1905 was hij voor het eerst zelf als eigenaar aanwezig. Daar voor, tot 1904, had zijn vader daar als dijkgraaf gefungeerd. In een buitengewone vergadering in 1917 - zelf was hij (bewust?) absent - koos men hem tot opvolgend dijkgraaf. In zijn eerste toespraak in dit ambt refereerde Ferdinand Polderdijk aan de regentenoli garchie van de achttiende eeuw, waarin ambten tot het familievermogen werden gerekend: zijn grootvader, vader en schoon vader waren hem voorgegaan. Hij zei door deze benoeming totaal verrast te zijn. Dit was een omgekeerd understatement: alleen al gezien de familietraditie had hij op de vingers van één hand kunnen natellen dat ooit een beroep op hem zou worden ge daan. Omwille van de financiële beloning hoefde iemand in 1917 dit ambt echter niet te ambiëren, al werden functies in de pol derbesturen wel gehonoreerd. In de Mid- delburgsche Polder ontving de dijkgraaf in 1914 dertig gulden per jaar. In 1921 werd dit opgetrokken tot zestig gulden, maar het jaar daarop gingen er alweer stemmen op om dit bedrag te verlagen. De ingelanden van de Nieuwerkerkepolder, beiden uit adellijke kring, lieten zich niet tot dit soort discussies verleiden. In 1917 bedroeg de wedde daar 24 en in 1921 werd die, zon der commentaar, opgetrokken tot 75 per jaar. De taken van een polderbestuur beston den en bestaan, kort samengevat, uit onderhoud van de dijken, regulering van het peil van het binnenwater, beheer van de wegen en verantwoordelijkheid voor de financiën. De dijkgraaf is, samen met de gezworenen (een bestuursstructuur te ver- //s S ff" y'f'y f W/."/ /<"rv fers*i' TvT Ct-42 c."* fs/l S' 'r '"lïdés-éf 44* y y F s/s?*- zee* ér Fragment uit de notulen van de buitengewone vergadering van de ingelanden van de Middel- burgsche Polder van 17 november 1917 betref fende de verkiezing van F.P. Polderdijk tot dijk graaf Polderdijk was 57 jaar oud. (Zeeuws Ar chief, Archief Middelburgsche Polder, inv.nr. 5) gelijken met die van een gemeente), hier voor de eerst aansprakelijke persoon. Een daarvan afgeleide taak is toezicht houden op het personeel. Grote polders hadden een of meer vaste werkkrachten in dienst, andere deden een beroep op (landarbei ders in een los dienstverband. Het bestuur onderhield natuurlijk ook de contacten met de ingelanden. Daarbij was het hebben van tact, een eigenschap die Polderdijk in meer dan voldoende mate bezat, vanzelf sprekend een pluspunt. Overleg met ingelanden Een jonge koewachter kreeg eens van Pol derdijk een ernstige berisping toen zijn vee over de zeedijk liep. Maar hij was geen scherpslijper en voegde er meteen aan toe dat hij ook wel begreep dat het op dat moment onmogelijk was de beesten door de modder over de binnenberm te drijven. Minder compassie had hij echter met degenen die onterecht schorren aan het ontgronden waren: in een dergelijk geval gaf hij de veldwachter opdracht een pro- ces-verbaal op te maken. In de Bijleveld- polder kreeg hij te maken met twee eige naren tussen wie het kennelijk niet boter-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2009 | | pagina 23