hebben anno 2011 flink het mes gezet in
de natuursubsidies en het is de vraag wel
ke natuur- en milieuorganisaties dat zullen
overleven. Jacobusse steekt de hand in ei
gen boezem en meent dat die organisaties
dat ook ten dele aan zichzelf te wijten heb
ben. De communicatie naar de achterban
liet vaak te wensen over. Er werd geen dui
delijk onderscheid gemaakt tussen land
schap en natuur, zodat de feitelijke achter
uitgang in de natuur een goed bewaard
geheim bleef. Want met de natuur gaat het
slecht. Bovendien kregen de leden van na
tuur- en milieuorganisaties last van de
'doorgeschoten' wetgeving of van de veel
te minutieuze toepassing ervan. Bij lastige
dossiers zoals bijvoorbeeld die van de
mosselsector of de ontpoldering, nam me
nigeen afstand van de milieulobby. Er is
dus nieuw draagvlak nodig en dat betekent
onder andere dat er bij de natuur- en mi
lieuorganisaties meer aandacht moet ko
men voor de identiteit en de geschiedenis
van het Walcherse landschap. Voor Jaco
busse betekent het dat natuurbeheerders
meer moeten samenwerken met de boe
ren. Ook pleit hij voor de inrichting van een
vogelstrandreservaat en ziet hij kansen in
de combinatie van natuur en recreatie. Hij
doet een handreiking naar Van Koeveringe
door te wijzen op de nog onontdekte mo
gelijkheden van natuurverblijfsrecreatie bij
Westkapelle: passantenplaats bij uitstek
voor bijzondere trek- en zeevogels.
Voor Van Koeveringe vormt het kleinschali
ge, prachtige Walcherse landschap zijn be
langrijkste verkoopargument. Dat land
schap mag niet worden aangetast en dat
hoeft ook niet, want voor de recreatiesec
tor is het belang van grote investeringen
sterk afgenomen. Wel waarschuwt hij de
lokale overheden dat de druk op de publie
ke ruimte door het medegebruik van recre
anten zal toenemen, terwijl de kwaliteit van
die openbare ruimte steeds meer bepa
lend is voor de winstgevendheid in de
recreatiesector.
Bezorgd is Van Koeveringe over de Wal
cherse braindrainhet verdwijnen van de
hoofdkantoren van bedrijven en van be
langrijke publieke diensten uit de provincie.
Dat is problematisch, Zeeland scoort toch
al laag qua opleidingsniveau van de be
roepsbevolking. De uittocht van de hoger
geschoolden verschraalt het culturele
draagvlak van de provincie en kan daar
mee ook de aantrekkelijkheid van Zeeland
als recreatieland aantasten. De samenwer
king met andere sectoren zoals de ge
zondheidszorg - nieuwe economische dra
gers ontstaan vaak in die samenwerking -
loopt daardoor gevaar. Het wordt boven
dien moeilijker goed gekwalificeerd perso
neel aan te trekken. De overheid gaat,
meent hij, te gemakzuchtig om met dit
aspect van krimp.
Walcheren mag dan af zijn, bedreigingen
zijn er nog genoeg.
Krimp
Krimp komt in de verschillende bijdragen
terug. Het is een betrekkelijk nieuw feno
meen en om die reden maakt het ontwik
kelingen minder goed voorspelbaar. Niet
zozeer omdat de toekomstige bevolkings
omvang niet goed voorspelbaar zou zijn,
maar omdat we de effecten ervan niet
goed kunnen inschatten.
Eerst noem ik hier de feiten. Walcheren zal
ook op de wat langere termijn blijven groei
en. Dat geldt vooral voor de steden Middel
burg en Vlissingen, het geldt in mindere
mate voor Veere en het geldt niet voor de
rest van Zeeland (zie tabel).