we. De vraag naar dit ras was nog steeds
groot.
Aan het eind van de negentiende eeuw
moest het oude Walcherse ras toch wijken
voor de buitenlandse rassen. Deze werden
in de twintigste eeuw weer vervangen door
tarwerassen als Wilhelmina, Imperial en
Millioen.
De teelt van zomertarwe werd op Walche
ren steeds minder. De eerder aangehaalde
H.J.E. Gerlach schreef in 1885 dat op Wal
cheren nog hoofdzakelijk wintertarwe werd
geteeld, en bij hoge uitzondering zomertar
we.
Gemiddelde tarweopbrengst per hectare
I Jaar
Opbrengst (hectoliter per ha)
1834
18
1890
28
1918
35
Misoogst en crisis
Wintertarwe was in de regel goed bestand
tegen de Walcherse winters, maar de win
ter van 1870/71 was een uitzondering. In
deze strenge winter bevroor alle wintertar
we. Boeren met jarenlange ervaring had
den dit nog nooit meegemaakt. Een aantal
van hen geloofde dat het nog wel goed
zou komen, maar toen in mei de plantjes
nog steeds geen teken van leven vertoon
den, zag men in dat de tarwe toch echt be
vroren was. Het was toen te laat om nog
zomertarwe te zaaien. Boeren met meer
inzicht zaaiden op tijd uit nood Gelderse
zomertarwe en de opbrengst was goed.
In 1879 werd in een deel van Walcheren in
de tarwe en rogge moederkoren, ook wel
hanenspoor genoemd, ontdekt.2 Boeren,
molenaars en bakkers kregen de opdracht
het te vernietigen omdat het consumeren
ervan nogal slecht voor de gezondheid is.
Vijf tot tien gram van dit gif is voor een vol
wassen persoon al dodelijk.
De graanproductie in de Verenigde Staten
van Amerika nam door ontginning vanaf
1880 enorm toe. Het graan werd tegen
lage prijzen naar Europa verscheept. Maar
ook de graanexport van Rusland, Argenti
nië en Australië steeg. Hierdoor raakte de
Nederlandse landbouw in een crisis, die
de geschiedenis in ging als de Grote Cri
sis. De gemiddelde prijs per hectoliter was
in 1886 7,25 en in 1894 5,50. Om de
kosten te drukken werden op Walcheren
de arbeiderslonen met 10 tot 20 procent
verlaagd, of men ontsloeg in de winterpe
riode de arbeiders. Dit had armoede en
honger op het platteland tot gevolg. On
danks de crisis liep het aantal hectares
met tarwe op Walcheren niet noemens
waardig terug.
De Verenigde Staten en andere graan-ex-
porterende landen konden hun roofbouw
niet langer volhouden en moesten hun ex
port drastisch verminderen. Dit had tot ge
volg dat vanaf 1895 de tarweprijs in Neder
land zich langzaam herstelde; in 1900
bracht een hectoliter gemiddeld 7,- op.
In 1917, tijdens de Eerste Wereldoorlog,
werd de complete oogst van winter- en zo
mertarwe, rogge, haver, erwten en bonen
door de regering opgeëist en tegelijkertijd
werd de verbouw van granen en peul
vruchten aangemoedigd. Van 1916 tot
1918 golden voor het graan regeringsprij
zen. In 1916 bracht de tarwe gemiddeld
11,25 per honderd kilo op, in 1917
14,25 en in 1918 18,75. Op de zwarte
markt bracht de tarwe het dubbele op.
A. Geschiere, die in die tijd in Grijpskerke
boerde, heeft het zelfs over 30,- tot
40,- per mud.3 Het zwartverkopen was