Besluit
Een bijzondere vorm van pleziervaart in de
zeventiende en achttiende eeuw was het
varen op grachten en vijvers van buiten
plaatsen. De vormen van deze vaartuigen
kwamen overeen met die van de jachten
die op open water voeren. Uit de weinige
gevonden voorbeelden komt naar voren
dat hun ontwikkeling aansloot bij die van
de grotere pleziervaartuigen. Daarnaast
waren er verschillende soorten kleine roei
boten in gebruik. Ze dienden voor het spe
levaren of als vissersboot.
Net als tegenwoordig waren in de zeven
tiende en achttiende eeuw luxe plezier
jachten statussymbolen. Dat gold ook voor
sommige vaartuigen op de vijvers van Wal-
cherse buitenplaatsen, hoewel ze er vooral
voor het plezier waren en de vormgeving
van de meeste eenvoudig was. Hoe dan
ook, vaartuigen op Walcherse buitenplaat
sen waren een exclusief bezit.
Martin van den Broeke
1. Eerde BeulakkerOnderscheid moet er zijn.
Pleziervaren in Nederlandeen cultuurgeschie
denisHilversum 2012.
2. Over de maritieme geschiedenis van buiten
plaatsen in Nederland is nog nauwelijks iets
onderzocht. Zie voor een aanzet: Jacq. Heemels
'Bulderende driemasters in de tuin' in: Casca
de. Bulletin voor tuinhistorie 8 (1999) 1, pp.
20-36.
3. Nationaal Archief (NA), Familie Steen
grachtinv.nr. 206, fo. 558; Zeeuws Archief
(ZA), Familie Schorer, inv.nr. 481, fol. 443ver-
so.
4. Het betrof hier waarschijnlijk zijn nichtje
Suzanna Maria van Hogendorp (1759-1832),
de dochter van Gijsbert van Hogendorp en
Radermachers zus Maria Elisabeth. Dit is een
aanwijzing dat de vaartuigen ook voor het ver
maak van kinderen dienden.
5. ZA, Verzameling Radermacher, inv.nr. 3 (31
maart 1784 en 25 september 1788). Overigens
leverde dezelfde Barbet in 1762 voor vijf
Vlaamse ponden een "nieuwe roeyschuyt" aan
Galenus Tresel Bevers, eigenaar van Toornvliet;
ZA, Familie Schorer, inv.nr. 653. Overigens
toont een tekening die Jan Arends van het ka
naal maakte in de richting van het huis aan
weerszijden een haag en een rij bomen, terwijl
de plattegronden van de buitenplaats die niet
aangeven. Ik vermoed dat Arends de bomen
heeft toegevoegd voor de dieptewerking. ZA,
KZGW, Zelandia lllustrata II, inv.nr. 771f.
6. ZA, Familie Schorer, inv.nr. 653. Mogelijk
ging het hier om Adriaen Vreeke, die in 1757
op de Korendijk in Middelburg woonde. Deze
nam in 1770 dienst als hooploper bij de VOC
en vertrok in 1771 met het schip Oostkapelle
naar Batavia. Hij overleed tijdens de heenreis;
NA, Vereenigde Oostindische Compagnie,
inv.nr. 13181, fol. 236.
7. ZA, Verzameling Radermacher, inv.nrs. 2 en
3. Het kasboek vermeldt reparaties aan de sloep
in 1774,1776,1782,1784,1785,1787,1788,
1791,1793 en 1794. In 1774 besteedde hij het
transport (over land) van het bootje uit aan P.
Leeflang.
8. Victor Enthoven, Remmelt Daalder en Peter
Blom, 'Een Zeeuwse zeeschilder. Engel Hooger-
heyden (1740-1807)'Vlissingen 2007.
9. ZA, Verzameling Radermacher, inv.nr. 3. De
boedelinventaris die is opgemaakt na Raderma
chers overlijden in 1803 maakt overigens geen
melding meer van het bootje. Evenmin komt er
in de kasboeken een vermelding voor van de
verkoop. Waarschijnlijk heeft hij het weggege
ven of, nog aannemelijker, laten slopen.
10. Zie echter A.P. de Klerk, 'Varen over Wal
cherse watergangen, van schuitvlot naar