46
Ijzertijd (200 tot 20 v.Chr.). Bij de vondsten
gaat het vooral om aardewerk. Omdat aar
dewerk aan verandering onderhevig is naar
vorm, versiering en kwaliteit van het baksel
(onder meer toepassing van kwarts en pot-
gruis in de klei) kunnen in tijd en ruimte
aardewerkstijlgroepen worden onderschei
den en kan verwantschap worden aange
toond met aardewerk uit andere, veelal
aangrenzende geografische gebieden.
Aardewerk is daarom, zeker in combinatie
met radiometrische koolstofdatering (de
C14-methode) een belangrijk gidsfossiel
door het verleden. Zo blijkt bijvoorbeeld dat
de versiering van het aardewerk gedu
rende de Ijzertijd aan verandering onder
hevig was en wel zodanig dat met het
verstrijken der jaren een steeds groter per
centage potten werd versierd.
Vooral het noordelijk deel van Walcheren
kent een grote concentratie vindplaatsen.
Maar anders dan in het duingebied van
Schouwen is daar geen aardewerk uit de
Vroege Ijzertijd gevonden. Wel is in de
duinen bij Oranjezon een fragment van een
vuurstenen sikkel gevonden uit deze peri
ode. De vroege Midden-IJzertijd kennen
we vooral door vondsten bij Haamstede.
Dit aardewerk van de zogenoemde
Haamstede-aardewerkgroep is wat dunner,
de klei bevat geen kwarts meer en vaak is
het aardewerk glimmend gemaakt met een
polijststeentje. Een recente vondst bij Oost-
kapelle (2003) leverde naast paalkuilen
scherven op uit de Haamstedegroep, wat
duidt op een begindatering van bewoning
in de vijfde eeuw voor Christus. Onder het
materiaal uit de slootkant van Schoonoord
langs de Oude Domburgseweg bevond
zich ook een aantal fragmenten van zoge
naamd briquetage-materiaal, aardewerk en
steunmateriaal dat werd gebruikt bij het uit
dampen van zout uit pekel. Het is de
vroegste aanwijzing voor (kleinschalige)
zoutproductie in Zeeland.
Omdat de sporen van deze nederzetting
gelegen zijn op een kleiafzetting, moet hier
al vóór de vijfde eeuw voor Christus klei af
gezet zijn, mogelijk vanuit een doorbraak
door de duingordel tussen Oostkapelle en
Vrouwenpolder waardoor een sluftergebied
ontstond. De doorbraak zorgde voor drai
nage van het veen zodat een bewoonbaar
schorrengebied kon ontstaan.
Een andere opgraving bij Schoonoord in
Oostkapelle liet iets zien van het vroegst
bekende ritueel in de Zeeuwse prehistorie.
In de paalkuil werden delen van een
schaap gevonden, te interpreteren als een
offer bij de bouw van het gebouw. Een
C14-datering plaatst dit schaap tussen 410
en 350 v.Chr., dus aan het begin van de
late Midden-IJzertijd.
Onze kennis van de Midden-IJzertijd op
Walcheren is enorm toegenomen met
name door de onderzoeken bij de aanleg
van de N57 rond Serooskerke. Daar wer
den op vier vindplaatsen sporen van bewo
ning en gebruik uit de Ijzertijd aangetrof
fen. Een opgraving in het kweldergebied
ten noorden van Serooskerke (Molenperk)
leverde, met een bijna volledige platte
grond, de oudste IJzertijdboerderij van
Zeeland op. De boerderij was een driebeu-
kig woonstalhuis van 16 bij 5,5 meter en
werd gedateerd op 275 v.Chr. Voor de
constructie van het gebouw was vooral ge
bruik gemaakt van essenhout, met daar
naast ook eik en els, en minder geschikte
houtsoorten als wilg en wegedoorn. Goed
hout was dus schaars. In de stal was
plaats voor 16 runderen of 32 schapen of
geiten. Uit de opgravingen van Seroos
kerke weten we dat een IJzertijdnederzet-