53
aan de bovenzijde werd verankerd. Boven
aan de mast kwam een katrol en van daar
uit ging er een trekkend part naar beneden
en een halend part. Dat laatste ging aan
de voet van de molen door een leiblok,
vanwaar het naar een kaapstander liep of
naar een span met paarden. Daarom zie
je vaak een lang, recht pad van een molen
af gaan.
"Het leiblok moest goed vastzitten, want er
kwamen veel krachten op, zowel horizon
taal trekkend als verticaal. Daar was dat
leioog dus voor nodig."
Michel stuurt een foto mee van een gravu
re uit het einde van de achttiende eeuw.
De gravure is in bezit van Frans Weemaes
in Terneuzen en werd al eens afgedrukt in
het boek Molens in Middelburg van Egbert
van Wijk. "De nieuwe as zit bijna op zijn
plaats", vertelt Michel. "De oude ligt voor
de molen, en op de achtergrond is nog
net de Seismolen te herkennen. Een mooi
detail is de leugenkop. Met de opkomst
van gietijzeren assen werden een heleboel
molenaars nogal benauwd. Die assen wa
ren immers veel dunner en daarom werden
ze dikwijls volledig omkleed met hout, al
dan niet afkomstig van de oude as. De gro
te vierkante kop van de as werd vaak voor
de nieuwe gietijzeren kop gemonteerd om
de indruk te wekken dat de molen nog met
een 'degelijke' grote as draaide. Een leu
genkop dus. De molens van Biggekerke,
Zoutelande en de molen De Hoop hebben
nog heel lang zo'n leugenkop gehad."