58
Leo Faase
Jacob Roggeveen
keer door ingrijpen van koning Willem II dat
sloop van de Koppelpoort en andere nu zo
belangrijke monumenten werd voorkomen.
We wandelden de poort uit op zoek naar
de bus die ons naar Woensdrecht zou
brengen. Daar wachtte ons dan toch nog
de borrel en het diner bij Non Plus Ultra,
vrij vertaald: "Tot hier en niet verder". Een
wijze raad, want verder gaan had ons een
nat pak in de Schelde opgeleverd.
Op woensdag 24 oktober hield Arnoud van
der Vorst een lezing over de ontdekkings
reiziger Jacob Roggeveen. Van der Vorst,
die tandarts van beroep is, schreef in 2016
onder het pseudoniem Paul Dentz Jacob
Roggeveen, Boudewijn Büch en de ont
dekking van Paaseiland.
Jacob Roggeveen werd in 1659 in Mid
delburg geboren als derde zoon van Arent
Roggeveen en Maria Storm. Hij groeide
op in een woning in de Giststraat. Op zijn
veertiende ging hij naar de Latijnse School.
Vader Roggeveen raadde zijn zonen Jacob
en Jan aan op zoek te gaan naar het onbe
kende Zuidland (Terra australis incognita).
In 1680 vertrok Jacob voor een korte peri
ode naar Batavia als schrijver/administra
teur. Drie jaar later vestigde hij zich als no
taris in Middelburg. Hij trouwde met Marija
Margarita Vincentius en ze gingen wonen
in De Pyramide, thans Lange Noordstraat
37. In 1690 promoveerde Jacob tot doctor
in de rechten aan de universiteit van Har
derwijk. Zijn vrouw overleed vier jaar later.
In 1706 kwam Jacob in dienst bij de Ver
enigde Oost-Indische Compagnie (VOC)
en het jaar daarop vertrok hij weer naar
Batavia om daar als Raadsheer van Jus
titie te gaan werken. Hij trouwde er met
Anna Adriana Clement maar werd al snel
opnieuw weduwnaar. In 1714 keerde hij
terug naar Middelburg. Hier raakt hij in
opspraak omdat hij achter de denkbeelden
van Descartes en Spinoza stond. Ook Pon-
tiaan van Hattem, predikant op Sint Phi-
lipsland, was een aanhanger van Descar
tes en Spinoza. In 1683 was Van Hattem
uit zijn ambt ontzet en overleden in 1706.
Na zijn overlijden werden de geschriften
van Van Hattem in delen uitgegeven door
Jacob Roggeveen. In 1718 verscheen het
eerste deel, dat vrijwel meteen in beslag
werd genomen door het stadsbestuur van
Middelburg. De boeken werden in het
openbaar verbrand en Roggeveen moest
Middelburg verlaten. Ook Vlissingen, waar
hij zijn toevlucht zocht, werd hij uitgewe
zen. In Arnemuiden was hij dankzij zijn
vriend Pieter Wildschut, die daar burge
meester was, wel welkom. Hier bracht hij
deel twee en drie van de geschriften van
Van Hattem uit.
Blijkbaar vond Jacob Roggeveen het tijd
om de wens van zijn vader uit te voeren.
Hij wist de Staten-Generaal en de bewind
hebbers van de West-Indische Compagnie
zover te krijgen dat ze hem octrooi ver
leenden en hem ondersteunden met drie
schepen, het commandoschip de Arend,
de Thienhoven en de Africaensche Galey,
inclusief 244 bemanningsleden, waarvan
55 tot 60 als soldaat. Roggeveen reisde op
de Arend.
Op 1 augustus 1721 vertrok de vloot van
uit Texel en voer door Het Kanaal, langs
Madeira richting Zuid-Amerika. Op 19 no
vember werd het Braziliaanse eiland Sint
Sebastiaan aangedaan om verversingen in
te nemen. De vloot vervolgde de reis langs