men heden ten dage nog „kokers". Als men, komen de uit Suriname, per vliegtuig de rivier de Coran- tijn is gepasseerd begint eigenlijk pas in Guyana een Hollands polderlandschap: rechthoekige verka veling, het lichtgroen van de rijst wordt afgewisseld door het donkergroen van het suikerriet, de glin stering van het water in sloten en tochten, waarop men vaart met „punts". Langs de kust van Guyana trekken regelmatig modderbanken. Dit verschijnsel van de modder- banken veroorzaakt beurtelings aanwas en afslag van de kust. Tussen twee perioden van afslag, ge kenmerkt door hevige golfaanval en teloorgaan van hef voorland, verloopt een periode van 20-30 jaar. Gedurende die laatste periode is de dijk veilig en men kan het schor dat ontstaat voor de dijk en dat zelfs met bomen begroeit inpolderen en in cultuur brengen. Na verloop van tijd komt echter weer een aanval van de zee en als men de dijk niet houden kan en dat gebeurt nogal eens geeft men hem op en trekt terug achter een inmid dels opgeworpen slaperdijk. Met meer of minder succes hebben de Guyanezen zo gedurende de afgelopen twee eeuwen hun vruchtbare kust strook verdedigd. In het algemeen echter de laatste eeuwen met minder succes, want onze studie wees uit dat gemiddeld één km kuststrook verloren ging gedurende de laatste twee eeuwen. De zaak is om dit grondverlies in de toekomst te voorkomen. De dijken die tot nu toe in Guyana zijn gebouwd hebben veel gemeen met die we tot 1953 veel in Zeeland zagen: geheel van klei, betonnen muurtje op de dijk, starre glooiing van beton, in het algemeen te steile belopen en te lage kruin. Het zijn vooral dat muurtje en die glooiing die aan Zeeland doen denken. Jhr. de Muralt, die het naar hem genoemde betonnen muurtje voor zeeweringen uitvond en uitbundig in zijn ambtsgebied (Schouwen) toepaste, vertelde eens in de jaren dertig met enige trots tijdens een lezing in naar ik meen Goes, dat de Amerikanen een variant op zijn vinding toepasten. Vermoedelijk is de betonnen muur van Muralt en de variant, de „wave reflecting wall", via Amerika of Enge land, (de kolonisator tot 1966) naar Guyana geko men. De betonnen trapjesglooiing ook een vinding van de Muralt werd in Guyana geïntro duceerd nadat de adviseur voor de zeeweringen in Guyana, Mr. G. O. Case, in 1937 Nederland had bezocht en ruimschoots met alle Muralt-vin- dingen was geconfronteerd. Al met al ontdekten wij in 1953, dat onze dijken toch niet zo goed waren als we altijd hadden gedacht. Tijdens hef wetenschappelijk onderzoek geïnspireerd door de Delta-wet bleek, dat het ook anders en beter kan en de resultaten ziet men nu allerwegen aan de zeedijken op zogenaamde Deltahoogte in het zuidwestelijk deel van Neder land. Men zou dus zeggen dat voor Guyana de op lossing simpel is: gewapend met de laatste kennis voortkomend uit het onderzoek voor de Deltawer ken geeft men aan hoe fout men altijd is geweest en hoe het dan wel moet. Die schone theorie ging echter niet op. Het bleek aan hef studieteam dat de omstandigheden in Guyana volkomen verschillend zijn van die in Nederland. Bovendien is men uitstekend op de hoogte van de Nederlandse kennis op het gebied van de dijkbouw dankzij het feit dat verschillende Guyanese ingenieurs de cursus Internationale Waterbouwkunde in Delft hebben gevolgd. Hef probleem was met de bestaande regels en foefjes niet op te lossen (dat hadden we zelf ook al geprobeerd) en er zat niets anders op dan om fundamenteel onderzoek te gaan doen. Dit werd gedaan. De laboratoria voor waterloop- kunde en grondmechanica te Delft werden inge schakeld. Er werden grondboringen, sonderingen gedaan, waterspanningen in de ondergrond geme ten, een golfboei buitengaats gelegd om golf hoogten te meten en vele alternatieve dijkprofielen grondmechanisch doorgerekend en op golfoploop in de windgoot getest. Het probleem luidt zeer geschematiseerd: Hoe maak je een dijk geheel van klei enerzijds zo hoog dat golven van 1.80 meter hoogte er niet overheen- gaan, anderzijds zo laag dat hij niet afschuift op de ondergrond van zeer slappe klei (spier), terwijl uiteraard dure constructies of uitheemse materia len uit den boze zijn. Of de juiste oplossing voor dit probleem tijdens de (nog niet afgesloten) studie is, of zal worden gevonden, valt buiten het kader van dit artikeltje. Het leek ons echter de moeite waard om de sporen in Guyana van Zeeuwse ondernemingsgeest en Zeeuws kunnen summier in dit tijdschrift aan te duiden. De kinderen op de eilanden Leguan en Wakenaam in de mond van de Essequibo zullen voorlopig nog wel met een boog om de graven van de Nederlandse kolonisten heen blijven lopen, bang als ze worden gemaakt voor „Dutch zombies" (spoken). Zouden er soms enkel gevreesde slave- drijvers van Zeeuwse afkomst op die plantages hebben gezeten? The Development of Land Lam in Britiesh Guiana by F. H. W. Ramsahoye, New York 1966. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 19